De grootste makke van links is dat wij de gevaarlijke ideeen van onze tegenstanders niet voldoende serieus nemen. Zo ook Han van der Horst, die het als een grote ontdekking presenteert dat Zijlstra zich te buiten gaat aan utopisch denken. Wie na vijf jaar crisis nog steeds niet door heeft dat grote delen van rechts bezig zijn met utopisch denken, is ziende blind en horende doof.
In 2008 konden we in de VS al zien hoe het rechtse utopisme werkt: toen daar een kredietcrisis kwam, was dat voor rechts geen aanval op zijn principes, maar juist een herbevestiging. Immers, als de overheid nou maar met zijn vieze regulerende vingers van de bankensector was afgebleven, dan had het pure zelfreinigende vermogen van het kaptalisme alles opgelost. Hier zien we hoe utopische argumenten gebruikt worden om fundamentele kritiek op het kapitalistische systeem voor te zijn. Rechts heeft op een zeker moment onderkend dat het hebben van een utopie grote praktische politieke waarde heeft, juist omdat er daardoor minder modder aan je ideeen blijft kleven. Hayek zei daarover: “Wat we missen is een libeale utopie, eentje die niet een verdediging is van de dingen zoals ze zijn (….) die niet te veel praktisch gericht is en die zich niet beperkt tot wat politiek mogelijk lijkt”
Vastgesteld hebbende dat rechts utopisch bezig is, dringt zich natuurlijk de vraag op wat die utopie inhoudt. Ook daar gaat van der Horst de mist in: hij claimt dat het een vrijemarktideologie is, en noemt de aanhangers van Zijlstra vrijemarktfundamentalisten. Daarbij maakt hij de gebruikelijke fout om de rechtse ideeen over maatschappijinrichting economisch en niet moreel te duiden. Links heeft de neiging om de economische argumenten voorop te zetten, terwijl voor de conservatieven toch echt de morele dimensie het belangrijkst is. Zoals Thatcher het formuleerde: Economics is the method; the point is to change the soul.
Voor rechtse denkers staat economie in dienst van moraal. De verzorgingsstaat is immoreel, niet omdat die veel geld kost, maar omdat de natuurlijke orde bedreigt. Als de verzorgingsstaat om zeep geholpen kan worden doordat hij toevalligerwijs te veel kost, dan is dat mooi meegenomen, maar zo niet, dan moet hij alsnog stuk. Het is daarom geen wonder dat Zijlstra naadloos switcht tussen economische argumenten over financiele onhoudbaarheid en morele argumenten over de mensen die het ‘echt nodig hebben’ die in de verdrukking raken. Zowel de kosten als die mensen kunnen hem natuurlijk in laastste instantie geen barst schelen.
We kunnen een veel extremer voorbeeld van dezelfde manier van denken terugzien in dit artikel, uit het Amerikaanse neoconservatieve magazine The Weekly Standard. In het artikel verheugt de schrijfster zich op de volgens haar onvermijdelijke instorting van de verzorgingsstaat wegens onbetaalbaarheid. Die ineenstorting zal volgens haar de individualisering terugdraaien, en het belang van de familie weer herstellen. Ook hier zie je hoe argumenten over goed en kwaad naadloos overgaan in argumenten over financiele onhaalbaarheid.
Waar het Zijlstra in laatste instantie om gaat, is te zien aan het feit dat hij pleit voor het terugbrengen van publiek geregelde zaken binnen het privedomein. Dat is het omgekeerde van bevrijding. Immers, iedere daad van bevrijding begint bij het publiek maken van een private grief: denk bijvoorbeeld aan de Arabische Lente, die begon toen een marktkoopman zijn persoonlijk probleem van pesterijen door de politie aan de grote klok hing. Zijlstra pleit dus feitelijk voor repressie: het herstel van hierarchische verhoudingen: vaders die over zoons heersen, mannen die over vrouwen heersen, werkgevers die over werknemers heersen.
De conservatieve utopie is er een van hierarchie, van ongelijke machtsverhoudingen tussen burgers onderling. We moeten ophouden te doen alsof dat een bijproduct is van hun economische maatregelen. Vanuit hun utopisch denken zijn conservatieven bezig onze maatschappij structureel onrechtvaardiger te maken.
Be the first to comment on "Natuurlijk is Zijlstra een utopist"