Onverholen minachting voor de gewone man

“(..) Jij hebt wel elke avond met je dikke kont op de bank Goede Tijden, Slechte Tijden zitten kijken, terwijl ik iedere avond nog aan het werk ging”    

Afgelopen week werd ik benaderd door een bezorgde monteur van de NS. Hij was bezig in een gat te vallen, dat ontstaan is door de versnelde ophoging van de AOW-leeftijd, onderdeel van het bezuinigingspakket van Rutte-II. Hij had met de NS afgesproken dat hij na 40 jaar dienst met de VUT zou mogen. Door de verhoging van de AOW-leeftijd sloten AOW en pensioen niet meer op elkaar aan, en zou hij nu meer dan een jaar met een gehalveerd inkomen komen te zitten.

De verbijstering en onmacht droop van zijn e-mail af: hij had alles toch netjes geregeld? Als een verstandig en verantwoordelijk burger had hij vijf jaar voor zijn VUT een contract gesloten met de NS, om alles in orde te maken. Hij kon ook niets meer terugdraaien: de NS had zich netjes aan zijn kant van de afspraak gehouden, maar door ingrijpen van de overheid stond hem nu 13 maanden met een gehalveerd inkomen te wachten.

Zijn verhaal is symptomatisch voor wat er op dit moment in Nederland aan het gebeuren is: gewone mensen worden de dupe van een crisis die zij niet veroorzaakt hebben. Deze crisis wordt door rechtse krachten gebruikt om onze verzorgingsstaat af te breken, luid roepende dat er geen alternatief is, dat we allemaal mee moeten bezuinigen, en dat het eigenlijk alsnog allemaal de schuld van de (Griekse) overheid is.

Achter die afbraak van de verzorgingsstaat zit een diep gevoel van minachting voor de gewone man. Het huisje-boompje-beestje dat de basis vormde van onze naoorlogse welvaart wordt ons niet meer gegund. De Belgische schrijver Geert van Istendael heeft dit verschijnsel beschreven in het boek De parochie van St. Precarius. Hij zegt daarin over de gemiddelde Europeaan:

“het zijn rustige, nijvere burgers, die hun hart voelen krimpen van angst, burgers die allang tevreden geweest zouden zijn met een doordeweeks bestaan, burgers die niet meer verlangen dan een simpel huisje (…) Is dit alles kleinburgerlijk, alledaags, banaal? Jazeker, het is banaal, tot onbehagen binnensluipt: zelfs dit gunnen ze ons niet, zelfs dit kleine geluk proberen ze ons te ontfutselen, ze proberen ons in te wrijven dat die gezapige tevredenheid voor miljoenen te hoog gegrepen is”.

Achter deze minachting zit een geradicaliseerd kapitalisme, dat in de jaren ’40 en ’50 ontwikkeld is, in de jaren ’80 de VS en Groot-Brittannië veroverde en nu ook in Nederland voet aan de grond krijgt. Het zegt, dat gewone mensen maar losers zijn, en dat de echte superhelden in de maatschappij de ondernemers zijn, liefst van zo groot mogelijke ondernemingen.

We hoeven niet ver te zoeken naar mensen, die de gemiddelde Nederlander angst en onbehagen aan zouden moeten jagen. Zo was daar afgelopen jaar ING-topman Nick Jue, die aankondigde dat iemand die maar 40 uur per week werkte en niet in de avonduren ‘aan zichzelf werkte’ niet op zijn sympathie hoefde te rekenen als hij ontslagen werd. Hij zei letterlijk:

“(..) Jij hebt wel elke avond met je dikke kont op de bank Goede Tijden, Slechte Tijden zitten kijken, terwijl ik iedere avond nog aan het werk ging”.

Hoewel hij later zijn excuses aanbood voor deze uitspraak, is het symptomatisch voor een mentaliteit die diep in de managersklasse verankerd zit. We zien in Jue alle elementen van het rechtse verhaal samenkomen: neerkijken op de gewone man, stevige borstklopperij, en volstrekte minachting voor verworven rechten, in dit geval de 40-urige werkweek.

We zien ook dat de afbraak van de verzorgingsstaat – altijd verkocht als middel om de zogenaamd luie onderklasse aan het werk te helpen – in werkelijkheid een manier is om de verworven rechten van oppassende, hardwerkende burgers af te pakken. Het zijn mannen als Jue en de crisis die zij veroorzaakt hebben waar deze monteur het slachtoffer van geworden is.

Be the first to comment on "Onverholen minachting voor de gewone man"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*