26 juni 1936 Christiaan Snouck Hurgronje overleden

Het is op dit op dit moment Ramadan: één van de fundamentele religieuze verplichtingen van moslims. De andere zijn de geloofsbelijdenis, bidden, het geven van aalmoezen en een bedevaart naar Mekka. In die stad werd de profeet Mohammed geboren en Mekka is zo heilig dat alleen moslims in de stad mogen komen. En toch wilden wij in het Westen in de 19e eeuw dolgraag weten wat daar gebeurde, want Mekka was een ideale plek voor antikoloniale moslims die geestverwanten zochten. Dus toen Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) bereid was om zich (in ieder geval in naam) te bekeren om naar deze verboden stad te reizen kreeg hij alle steun. In het midden van de 19e eeuw komt het pan-islamisme op. Het was een emancipatiebeweging die streed tegen de Europese invloed op de islamitische wereld. Zij wilden de islam moderniseren en van de religie een politieke machtsfactor maken om de confrontatie met het Westen aan te gaan. Als kolonisator van het grootste moslimland van de wereld volgde Nederland de ontwikkelingen met argusogen.

De vader van Snouck Hurgronje was Nederlands-Hervormd predikant die na een buitenechtelijke affaire uit het ambt was gezet en later (na veel smeekbedes) weer werd toegelaten tot de kerk. Ook Christiaan koos voor een studie theologie aan de Rijksuniversiteit Leiden, maar tijdens zijn studie veranderde er iets aan zijn manier van geloven: hij raakte er steeds meer van overtuigd dat de kerk van de kern van religie af was gedwaald en dat wetenschappelijk onderzoek nodig was om terug te keren naar de oorsprong (die hij nog steeds als christelijk zag). Maar om goed wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen was volgens Snoeck Hurgronje studie van alle religies nodig en hij koos ervoor om af te studeren in Semitische talen, met als specialisaties Arabisch en islam. Hij studeerde af op een studie naar het ontstaan van de hadj, de bedevaart die iedere moslim die er financieel en fysiek toe in staat is minstens één keer moet maken.

Die hadji’s (pelgrims) werden gewantrouwd door de Nederlanders en ook Snouck Hurgronje pleitte er in zijn proefschrift voor om het aantal pelgrims vanuit Nederlands-Indië zoveel mogelijk te beperken. Dat proefschrift was gebaseerd op boeken en niet op eigen ervaringen. In Nederland had men ergens in de 18e eeuw bedacht dat de moslims in Nederlands-Indië geen ‘echte’ moslims waren, maar dat de islam een oppervlakkig vernis was waar een oude natuurgodsdienst onder schuilging. Dat is ongeveer hetzelfde als zeggen dat Germanen in de Middeleeuwen geen echte christenen waren omdat ze oude natuurgoden aanbeden door kaarsjes aan te steken in december en eieren aten met Pasen. De islamisering van grote delen van het huidige Indonesië begon al in de 13e eeuw en hoewel elementen van oudere godsdiensten zijn overgenomen, waren de moslims in Nederlands-Indië oprecht in hun geloof.

En met de moderne communicatiemiddelen van de 19e eeuw en de transportrevolutie werd de wereld een stuk kleiner. Steeds meer moslims waren in staat om naar Mekka te reizen en teruggekeerde hadji’s probeerden de onzuivere Indische elementen uit hun godsdienst te halen. Zij stonden hoog in aanzien binnen de gemeenschap en de Nederlandse overheid keek dit met lede ogen aan. Daarnaast voerden de hadji’s op Atjeh de opstand tegen de Nederlanders aan. Vanuit Istanbul en Djedda (75 km van Mekka vandaan) werden wapens naar Atjeh gesmokkeld om de broeders te steunen. Opstandelingen die in Nederlands-Indië werden gezocht doken ook steeds vaker onder in Mekka, Djedda of Istanbul. In islamitisch Afrika hadden Britten en Fransen soortgelijke problemen.

De consul van Djedda, de heer Kruyt, stelde voor om een loyale moslim als geheim agent in te huren, maar de Nederlandse overheid zag dat als een contradictio in terminis (wat dat betreft vertrouwden ze de moslims nog net een stukje minder dan de katholieken en die vertrouwden ze al voor geen cent). Kruyt kwam in contact met Snouck Hurgronje en hij wilde helpen. Kruyt aarzelde geen moment en nam direct contact op met de Minister van Buitenlandse Zaken om de missie te financieren. Datzelfde jaar nog kwam Snouck Hurgronje aan in Djedda met een budget van 1500 gulden (waar de Tweede Kamer niets van werd verteld).

Snouck Hurgronje legde al snel contacten met moslims uit Nederlands-Indië. Hij praatte met iedereen en speelde zijn rol van onderzoekende wetenschapper. Maar hij wilde meer: hij wilde naar Mekka. In 1885 vertrok hij uit het Nederlands consulaat en hij vestigde zich elders in Djedda. Hier begint de controverse: hij liet zich besnijden en legde voor een rechter de geloofsbelijdenis af. Maar het is nooit duidelijk geworden hoe waarachtig zijn bekering was. De Ottomaanse gouverneur geloofde hem, evenals de rechter. De nieuwe naam van Snouck Hurgronje werd Abd Al-Ghaffar (knecht van de Vergevingsgezinde). En hij vertrok naar Mekka: 5 maanden lang woonde hij er, totdat een Franse consul het gerucht verspreidde dat hij daar alleen maar was om kunst en kennis te roven. Hij moest halsoverkop vluchten en al zijn foto’s achterlaten, maar vrienden van hem stuurden alles na – en gelukkig is zijn werk niet kwijtgeraakt bij de post.

De Nederlandse regering vroeg Snouck Hurgronje hierna om zijn inlichtingenwerk voort te zetten in Nederlands-Indië en in 1889 vertrok hij Banten op West-Java, waar de bevolking een jaar eerder in opstand was gekomen. Snouck Hurgronje bleef 17 jaar als Abd Al-Ghaffar de schriftgeleerde/Snouck Hurgronje de regeringsadviseur. In 1890 trouwde hij in het geheim met een 17 jarig islamitisch meisje, Sankana. Nederlanders die ervan wisten waren boos, maar Snouck Hurgronje meldde dat het puur wetenschappelijk was om het instituut huwelijk verder te kunnen onderzoeken. 6 Jaar later stierf Sankana tijdens de miskraam van haar 5e kind. Hij hertrouwde met een meisje van 13 en dit huwelijk hield hij strikt geheim en ondanks de geruchten ontkende hij het huwelijk zelfs tegen zijn beste vrienden.

Hij zat in een spagaat: hij werd gezien als een islamitisch geleerde en hij werkte voor de Nederlandse overheid. Hij zag zichzelf als opvoeder van de inlanders. Hij geloofde dat de politieke islam met harde hand de kop ingedrukt moest worden, maar tegelijkertijd moest de bevolking van Nederlands-Indië goed onderwijs krijgen, autonomie en godsdienstvrijheid en de Nederlanders moesten stoppen om Indonesiërs te vernederen. Gouverneur Van Heutsz was alleen bereid om de politieke islam met harde hand de kop in te drukken en in eerste instantie ging Snouck Hurgronje daarin mee, omdat hij geloofde dat de rest later zou komen. Hij was daarom een belangrijk adviseur bij het neerslaan van de opstand in Atjeh in 1894. Maar het werd een enorme desillusie voor hem: de overheid gaf de Indonesiërs geen zelfstandigheid en de bevolking was niet loyaal aan de Nederlandse kroon.

In 1906 keerde Snouck Hurgronje terug naar Nederland, zijn vrouw en 5 kinderen liet hij achter in Nederlands-Indië met de dringende opdracht zijn naam niet te gebruiken en hem niet achterna te reizen. In 1910 trouwde hij in Nederland met een protestantse vrouw en samen kregen ze een dochter: Christien. Hij werd hoogleraar in Leiden en was internationaal zeer gerespecteerd. Hij bleef bij de overheid pleiten om Indonesiërs goed onderwijs en zelfbestuur te geven, maar op het ministerie waren ze ervan overtuigd dat de hersenen van Indonesiërs een Westerse opvoeding helemaal niet aankonden. Christiaan Snouck Hurgronje was een mens met een paar nare trekjes en zijn denkbeelden zijn op veel vlakken totaal uit de tijd, maar hij was één van de eerste Westerse wetenschappers die de islam als een volwassen godsdienst beschouwde en hoewel er weer eens niets gedaan is met de informatie, heeft hij hard zijn best gedaan om beleidsmakers ervan te overtuigen dat het beter is om beleid te baseren op de daadwerkelijke situatie, verkregen door inlichtingen, en niet door vooronderstellingen die wel of niet correct zijn.

Be the first to comment on "26 juni 1936 Christiaan Snouck Hurgronje overleden"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*