Bijna 7 jaar geleden, in de herfstmaand november, werd mijn peetoom het onderwerp van een klein nieuwsbericht: “fietser gewond bij aanrijding”. Tussen zijn laatste woorden door greep hij naar zijn hoofd, er werd gereanimeerd en in coma is mijn oom afgevoerd naar het ziekenhuis. Een paar dagen later is hij overleden. De uitvaart kan ik me nauwelijks herinneren.
Vorig jaar november schreef rechtbank journalist Chris Klomp het artikel “een werkstraf is een prima straf voor een doodrijder”.
Chris geeft in zijn artikel een uitstekende feitelijke beschrijving van hoe intentie en schuld van belang zijn in een strafzaak. De publieke opinie over zulke chauffeurs is niet mals, dat is altijd wel duidelijk. Elk rationeel (online) commentaar, zoals ook ik die graag mag geven, wordt afgedaan als “veel te soft” en al snel komen de opmerkingen in de trant van “wacht maar totdat het jouw familie betreft, dan denk je wel anders”.
Hier betreft het mijn familie, dus bij deze.
Feiten
Mijn oom fietste altijd naar zijn werk, dag in, dag uit, weer of geen weer. Zijn fiets was ook prima in orde, met werkend licht en goede remmen enzo. Die dinsdagochtend in november was het slecht weer: het regende en uiteraard was het om 07:15 nog donker.
Een 69-jarige automobilist kwam hem tegemoet en zag hem bij het linksaf slaan over het hoofd. Als fietser maak je dan bitter weinig kans, hersenletsel vanwege bloedingen was het trieste gevolg.
En dan?
En dan is een 69-jarige man in ene een “doodrijder” geworden. Iemand die naar zijn werk of wat dan ook reed, en een verkeersfout maakte met ernstige gevolgen. Uiteraard niet opzettelijk. Of de schittering van omgevingslicht op de natte autoruit van belang is geweest weet ik niet, of hij toevallig even slecht oplette weet ik niet, of hij te hard reed, ik weet het niet. De gevolgen zijn er niet meer of minder om: mijn oom, man van mijn tante en vader van twee is dood. En de automobilist is een doodrijder geworden.
De nasleep is zoals de nasleep is: de schrik, de onmacht gemixt met een restje hoop, dan de uitvaart, een twijfelachtige poging tot contact van de doodrijder, een verzekeraar die zich onbeschoft gedraagt, het op moeten lepelen van allerlei gegevens om uitbetaald te worden. En het verlies: een eerste kerst, een verjaardag, de sterfdag. Het komt allemaal voorbij.
Herinnering
Zoals ik al schreef, ik kan me de uitvaart niet meer herinneren. Mijn oom staat in een urn naast een portret foto, breeduit lachend. En dat is ook zoals ik me hem herinner: goedlachs, een hart van goud, een grote kerel met een luide enthousiaste stem.
Maar ook de herinnering aan het moment dat ik in de lange ziekenhuis gang mijn huilende tante tegemoet loop, ogen rood doorlopen waaruit de onmacht maar blijft stromen. Radeloos, vol onzekerheid, vol verdriet en het bidden hielp maar niet.
Mijn vader, eveneens een boom van een kerel, heb ik niet vaak zien huilen, maar dit onverwachte verlies bracht ook hem even op zijn knieën. Zijn wijze woorden zal ik nooit vergeten.
Geen vergiffenis
Ook al bezorgt de herinnering me natte wangen, ik zeg het toch: de tijd heelt de wonden. Niet het verlies, wel het verdriet. De herinnering aan deze man blijft bij ons.
De doodrijder heeft zijn eigen herinnering aan die ochtend, ik wil niet met hem ruilen, ik verwacht er niets positiefs van.
Toch vergeef ik hem niets.
De woorden van mijn vader blijven terugkomen: ome Jan was op de verkeerde plek op de verkeerde tijd. Geen opzet: dus er valt simpelweg niets te vergeven. Ik ben niet boos, ik pleit niet voor straf.
Ik wens de doodrijder enkel het beste toe en hoop dat hem en ons nooit meer zoiets zal overkomen. Hem iets anders toewensen is zinloos en onnodig.
Dit stuk is een bijdrage in het kader van de Publieke Tribune Stukjesschrijfwedstrijd
Be the first to comment on "Geen vergiffenis voor de doodrijder"