De mythe van mannelijkheid

De grootste onzindiscussie van onze tijd is die over de ‘crisis van mannelijkheid’. De bewering dat jonge, witte mannen moreel leiderschap missen heeft maar een functie: hen in de handen van de fascisten drijven.

Je kunt tegenwoordig geen krant meer openslaan zonder dat er gesproken wordt over de ‘crisis van mannelijkheid’. De bewering is dat jonge mannen geen structuur in hun leven meer hebben, dat oude autoriteitsstructuren uit elkaar aan het vallen zijn, en dat zij daarom de weg kwijt zijn. Het zou daarom best begrijpelijk zijn dat zij uiteindelijk terecht komen bij hele en halve fascisten als Jordan Peterson.

Er is in onze maatschappij geen crisis van mannelijkheid gaande, maar een politieke crisis überhaupt. Onzekerheid en instabiliteit zijn de afgelopen jaren flink toegenomen. Het is simpelweg niet duidelijk hoe de wereld er over twintig jaar uit zal zien, en wat nog veel belangrijker is: er zijn weinig politici die ideeën hebben over hoe de wereld er over twintig jaar uit zou moeten zien.

Een belangrijke drijfveer voor deze onzekerheid is dat het neoliberalisme zijn alleenheerschappij als organiserend principe van westerse maatschappijen aan het verliezen is, en het niet duidelijk is wat daarvoor in de plaats moet komen. We bevinden ons in een raar soort tussentijd: enerzijds heeft het neoliberalisme de crisis van 2008 overleefd, en zit het steviger dan ooit in het zadel. Anderzijds heeft die crisis een flinke knauw betekend voor de geloofwaardigheid van die ideologie. Immers: het claimde dat economie een opgelost probleem was, dat bubbels nooit meer zouden voorkomen, en dat wie daar anders over dacht, gewoon tegen de vooruitgang was.

We hebben allemaal het tegendeel meegemaakt. En niet alleen de crisis zelf, maar ook de eindeloze hoeveelheid overheidsinterventie die daarna nodig was heeft een flinke knauw betekend voor het prestige en de vanzelfsprekendheid van het neoliberalisme, omdat die geheel tegen alle geloofsregels in ging.

De glans is er af. Na dertig jaar neoliberaal beleid is de publieke opinie tegen de meest opvallende uitingen daarvan gekeerd. Denk aan marktwerking in de zorg, de bankiersbonussen, of de gemeenschappelijke markt van de Europese Unie. Allemaal overheidsbeleid, maar niemand is er echt meer enthousiast over.

En natuurlijk, de machine pruttelt door. Maar echt lekker gaat het nog steeds niet: van de wave of the future is het neoliberalisme tot een sleetse staatsideologie geworden: iets dat we accepteren, iets dat we ondergaan, omdat er geen alternatief zou zijn, maar niet iets waar we meer in geloven.

De discrepantie tussen ideologie en geleefde werkelijkheid leidt tot de problemen van de moderne mens. De competitie van allen tegen allen leidt tot het gevoel dat je er door iedereen uit geconcurreerd wordt. De flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt tot het onvermogen zelf een huis te betalen, met het bijbehorende gevoel tekort te schieten. Het verdwijnen van de vaste baan leidt tot een gevoel van ontworteldheid.

De enigen die in het ontstane gat gesprongen zijn, zijn de fascisten. Zij hebben deze problemen in een racistische verpakking gestopt. Onzeker over je baan? Schuld van de moslims. Gevoel van waardeloosheid? Schuld van de moslims. Onzeker over waar het met de wereld naartoe gaat? Schuld van het Joods-bolsjewisme – pardon: van de cultuurmarxisten.

En nou terug naar die vermeende crisis van mannelijkheid. Het is niets meer dan een poging de algemene problemen van onze maatschappij toe te spitsen op witte mannen, en daarmee de fascistische oplossingen logisch en voor de hand liggend te maken. De functie van die hele mannelijkheidsdiscussie is om de fascisten de kans te geven de boodschap uit te dragen: ‘Weet je het ook niet meer? Kom bij ons! Wij hebben antwoorden!’ Het is een grote wegwijzer, die naar de fascisten wijst. Het is een heel selectieve wegwijzer bovendien, want hij is alleen gericht op witte, heteroseksuele, niet-Joodse mannen. Ik hoef er niet op in te gaan dat het een teken van het diep in onze maatschappij gevestigde racisme is, dat we de problemen van die groep als belangrijker beschouwen dan die van de rest.

Maar: in een neoliberale maatschappij is iedereen onzeker, ongelukkig en overwerkt – anders kan die maatschappij niet functioneren. Iedereen die niet onder bovengenoemde criteria valt, is nog steeds dolende – en dat is de meerderheid. Daar ligt de kans voor links.

Steun mij op Patreon

Be the first to comment on "De mythe van mannelijkheid"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*