Er waart een zombie door Europa – de zombie van het neoliberalisme. Hoewel deze ideologie zijn failliet bewezen heeft in de crisis van 2008 is zij niet dood te krijgen. Dat het neoliberalisme overleeft, komt door mensen als onze voormalige rector Paul van de Heijden. Het zijn mensen zoals hij, in posities van macht, die vrolijk verder gaan met het doorvoeren van ideeen die in de hele westerse wereld een hoop ellende veroorzaakt hebben.
In zijn afscheidsinterview (Mare, 7 februari) zet hij deze ideeen uiteen. Die ideeen zijn: centralisering van de werkzaamheden van de universiteit, afschaffing van het Bildungsideaal (“niet meer van deze tijd”), kortwieken van de medenzeggenschap (“past niet bij de werkelijkheid”) en overgang naar een ‘netwerkuniversiteit’ (wat dat ook moge betekenen). Deze voorstellen zijn stuk voor stuk uitvloeisels van zijn neoliberale denkbeelden.
Neoliberalisme wordt vaak gebruikt als scheldwoord voor dingen waar SP-types het niet mee eens zijn, dus laat ik naar goed universitair gebruik mijn termen definieren. Het refereert naar de ideologie die opkwam rond de tijd van de Tweede Wereldoorlog, toen het sociaaldemocratische project langzaam praktische weerslag begon te krijgen. Dit succes gaf nieuwe energie aan een in de Europese cultuur diep zittend wantrouwen jegens de massa, en daarop inhakend nam een kleine groep denkers het op zich om een nieuwe elitepolitiek te bouwen: een aristokratische poltiek voor een tijd waarin iedereen gelijk heet te zijn.
Het belangrijkste breekijzer van deze politiek is het idee dat de moderne aristokraten – zoals de rector – niets in de weg gelegd mogen worden. Alle vormen van structuur – en vooral stucturen die de massa een stem geven – zijn beperkingen, die zo snel mogelijk afgebroken moeten worden. Een mooi voorbeeld van neoliberaal argumenteren zit in de opmerkingen van de rector over de Zwaartekracht-gelden. Hij impliceert dat het binnenhalen van deze beurzen de overbodigheid van medezeggenschap aantoont – alsof terugkoppeling naar de raad de Leidse kansen op het NWO-geld verminderd zou hebben.
We zijn zo gewend geraakt aan het idee dat alfamannetjes als de rector alleen tot hun recht komen als ze niets in de weg gelegd wordt, dat de we niet eens meer zien dat er geen oorzakelijk verband is tussen medezeggenschap en succesvol zijn in de subsidiemolen. We zijn zo aan de vorm van het argument gewend geraakt dat we niet meer zien hoe leeg de inhoud is. Voor de mensen die het vergeten zijn: het was precies deze houding van ‘laat ons maar even’, die leidde tot de bankencrisis.
Kunnen we het de rector verwijten dat hij deze gevaarlijke ideeen aanhangt? Nee, dat kunnen we niet. Het neoliberalisme heeft een monopoliepositie veroverd in de gedachten van de bestuurders van Nederland. Dat is geen verrassing: het is een verschijnsel van alle tijden dat een verlopen economische theorie met bijbehorend wereldbeeld na zijn houdbaarheidsdatum nog vrolijk gebezigd wordt. De grote econoom John Maynard Keynes zei over bestuurders in zijn boek The General Theory of Employment, Interest and Money: “The ideas of economists and political philosophers, both when they are right and when they are wrong, are more powerful than is commonly understood. Indeed the world is ruled by little else. Practical men, who believe themselves to be quite exempt from any intellectual influence, are usually the slaves of some defunct economist. Madmen in authority, who hear voices in the air, are distilling their frenzy from some academic scribbler of a few years back. I am sure that the power of vested interests is vastly exaggerated compared with the gradual encroachment of ideas.” Keynes refereert hier aan het idee dat de beste manier om je zin te krijgen is om je ideeen in managementtaal in te kleden, en als in een infuus druppeltje voor druppeltje aan ‘praktische mannen’ zoals de rector te voeren. Dat is precies wat er na de oorlog in Amerika en Groot-Britannie gebeurd is, en inmiddels is ook Nederland doordrenkt van deze ideeen.
Om deze reden heeft het ook geen enkele zin om onze hoop te vestigen op een andere bestuurder: het zijn de waarden die rot zijn, niet de persoon. In plaats daarvan, moeten we als universitaire gemeenschap voor onzelf besluiten wat de waarden zijn die wij belangrijk vinden. Universiteiten – en daar heeft van der Heijden dan weer wel gelijk in – hebben een lange traditie van zelfbestuur: we moeten zelf bepalen hoe we bestuurd willen worden. Er zijn waarden die passen bij het ethos van de wetenschap, en er zijn waarden die daar niet bij passen. We moeten zelf besluiten wat de waarden zijn die een universiteit tot een universiteit maken – en dat zijn niet de waarden van van der Heijden.
Be the first to comment on "Anti-rector"