Niemand kan het Britse beleid ten opzichte van de Europese Unie zo mooi uitleggen als Sir Humphrey Appleby, GCB, KBE, MVO, MA, Permanent Secretary for the Department of Administrative Affairs. Maar het zijn natuurlijk niet alleen de Britten die er zo over denken. De geschiedenis van Europa zit vol met voorbeelden van landen en individuen die elkaar proberen te dwarsbomen. Maar het diplomatieke spel dat Appleby beschrijft kan ook andersom gespeeld worden. Het lijkt op het eerste gezicht bizar dat juist Frankrijk aan de wieg stond van een supranationale organisatie als de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal. Maar premier Robert Schuman wist het parlement op virtuoze wijze te bespelen en presenteerde zijn plan achter de schermen zo dat het bijna te mooi leek om waar te zijn. En het parlement liet zich overtuigen en ging akkoord met de eerste supranationale Europese organisatie die aan de basis stond van de Europese Unie.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland zwaar gestraft: het raakte alle koloniën kwijt, het land kreeg nieuwe grenzen en moest grote stukken grondgebied overdragen aan buurlanden. Het leger werd grotendeels ontwapend, er kwam een gedemilitariseerde zone langs de grens en omdat Duitsland en bondgenoten de volledige schuld kregen van het uitbreken van de oorlog moesten zij, en dan voornamelijk Duitsland, alle geleden oorlogsschade vergoeden aan de andere landen: koopvaardijschepen, een groot deel van de Duitse visserijvloot, steenkool, machines, treinen en miljoenen kilo’s goud verdwenen naar het buitenland. De economie ging kapot en Duitsland kon niet meer aan de herstelbetalingen voldoen. De dreigementen van de schuldeisers werden steeds harder, de regering werd gedwongen tot draconische bezuinigingen, de inflatie steeg en de bevolking kwam in opstand. Vooral Groot-Brittannië en Frankrijk weigerden om te heronderhandelen over betalingen, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie zagen eerder in dat een kapotgemaakt Duitsland niet de oplossing was en zagen af van verdere herstelbetalingen. Na de beurskrach voerden meerdere landen protectionistische maatregelen in waardoor Duitsland nog verder in de knel kwam. De Verenigde Staten probeerden de Duitse economie te redden, maar Frankrijk lag dwars. In 1931 ging Duitsland failliet. Daarna werd het merendeel van de herstelbetalingen kwijtgescholden zodat Duitsland schuldeisers kon afbetalen. Maar in de nasleep van het faillissement, waar de Duitsers het buitenland de schuld van gaven, greep Hitler de macht.
Na de Tweede Wereldoorlog realiseerden de meeste andere landen zich dat Versailles 2 niet zo’n heel goed idee zou zijn. De Gaulle dacht hier anders over: het probleem was volgens hem niet de periode 1918-1931 toen onder andere Frankrijk er alles aan had gedaan om een zo zwak mogelijk Duitsland te creëren, maar de periode 1931-1939 toen het buitenland toekeek hoe Duitsland steeds sterker werd. Maar dit keer stond hij internationaal gezien alleen. De Gaulle wilde dat de volledige zware industrie in Duitsland ontmanteld zou worden en dat het Ruhrgebied en het Rijnland, rijk aan steenkool, aan Frankrijk gegeven zouden worden. De Amerikanen waren hier op tegen de Duitse economie zou dan nog een keer kapot worden gemaakt door het buitenland met alle gevolgen van dien. De Fransen, met De Gaulle aan kop, vonden dat de Duitsers dan maar snel moesten wennen aan armoede en lieten zich niet vermurwen. Na 1946 was De Gaulle niet meer de leider van Frankrijk, maar hij bleef een aanzienlijke machtsfactor en veel Fransen deelden zijn mening. Helaas voor de Fransen bleek de economie in Europa te afhankelijk van Duitsland: doordat de Duitse economie niet aantrok, trok de economie in andere landen ook niet aan. En de gewone Duitser leed honger en daardoor kreeg nu het communisme een steeds grotere aanhang. De Verenigde Staten begonnen steeds meer druk te zetten op Fransen om in te binden.
En toen kwamen Jean Monnet en Robert Schuman met een briljant plan op de proppen om de Duitse steenkoolproductie te kunnen controleren: door zowel de Duitse áls de Franse steenkoolproductie laten reguleren door een hogere autoriteit. De Franse steenkool- en staalproductie was peanuts vergeleken bij de Duitse. Als de deelnemende landen afspraken zouden maken over de productie van kolen en staal zou dat de facto betekenen dat Duitsland macht kwijt zou raken en de Franse industrie zou profiteren van de afspraken. De steenkool kon gewoon gemijnd blijven worden in Duitsland, maar bij de verkoop kon Duitsland niet de eigen industrie bevoordelen tegenover, bijvoorbeeld, de Franse. En de Duitsers konden gewoon staal blijven produceren, maar konden geen hogere prijs vragen aan, noem eens een land, Frankrijk. Oftewel: de Duitse macht zou beperkt worden, maar doordat de Fransen zelf ook macht opgaven, zij het virtueel, viel het niet op dat het oud beleid was in een nieuw en voor de Amerikanen acceptabel jasje. En door de recente geschiedenis zou het vast niet moeilijk zijn om een Fransman de hoge autoriteit te laten zijn, non?
Ondanks het feit dat De Gaulle en zijn partij en ook de communisten in Frankrijk grote bezwaren hadden, presenteerde Schuman op 9 mei 1950 zijn ‘Schumanplan’ en op 18 april 1951 werd het Verdrag van Parijs ondertekend door Frankrijk, West-Duitsland, Italië en België, Luxemburg en Nederland. De eerste voorzitter van de Hoge Autoriteit werd Jean Monnet en daarmee was de interne markt voor kolen en staal een feit. De EGKS was de eerste van de Europese economische gemeenschappen en stond aan de basis van de Europese integratie. De Gaulle trok zich in 1953 terug uit de politiek, maar keerde terug in 1959. In Europa kreeg hij al snel de bijnaam ‘Monsieur Non’ omdat hij veel voorstellen blokkeerde, onder andere de toetreding van het Verenigd Koninkrijk. Maar de basis van de samenwerking kreeg hij niet meer omgezaagd, hoe graag hij dat ook had gewild. Schuman werd één van de vaders van de Europese Unie, evenals Jean Monnet. Hun diplomatieke vaardigheden hebben Europa ingrijpender veranderd dan wapens en kogels ooit hebben gedaan.