Wat nu?

De enige vraag die nog telt is: wat nu? Hoe moet links verder nadat dat Trump tegen alle verwachtingen in de verkiezingen gewonnen heeft?

Een ding is duidelijk: het grote moddergooien over deze vraag is al meteen begonnen. Aan de ene kant staan de mensen die het allemaal aan racisme wijten. Dit is de positie die je veel in links-liberale kringen ziet. Plat gezegd: rednecks zijn nou eenmaal nazi’s, dus waarom zou je ze politieke invloed gunnen? In Nederland zie je deze manier van denken bijvoorbeeld bij mensen die pleiten voor strafvervolging van Wilders. In de VS zie je hem bij mensen die roepen dat ze naar Canada zullen verhuizen.

Aan de andere kant staan de mensen die het allemaal aan de economie wijten. Als we nou maar vrijhandel tegenhouden en de grenzen dichtgooien, dan valt de steun voor Trump vanzelf weg. Die mening vind je vaker bij socialisten dan bij links-liberalen.

Beide posities zijn volgens mij vruchteloos. Als je de eerste positie inneemt, dan kom je niet verder dan repressie, waarmee je de problemen alleen maar erger maakt. Als er een ding is dat zowel deze verkiezing als Brexit ons geleerd heeft, dan is het dat als je van een verkiezing een volk-vs-elite verhaal maakt, je sowieso verloren hebt.

Het grote risico van de tweede strategie is dat je snel uitkomt bij een praktisch programma dat nog amper van Trumpisme te onderscheiden is. Als je zonder meer de economische eisen van de populisten overneemt, dan is het heel moeilijk om niet hun hele verhaal over te nemen. Dit hebben we bijvoorbeeld bij Monasch gezien, die begonnen is met een populistisch-links verhaal en uiteindelijk uitkomt bij iets wat niet meer van Wilders te onderscheiden is. Je gaat dan namelijk helemaal voorbij aan het feit dat economisch en sociologisch onrecht vaak in elkaar grijpen.

Bovendien moet je om deze positie werkend te krijgen een heel goedkoop soort vals klassebewustzijn postuleren. Zoals Peter Breedveld terecht opmerkte is het onzinnig wensendenken om te geloven dat de Trump-stemmers allemaal op zouden houden racistisch te zijn als hun economische problemen opgelost zouden worden.

Maar de belangrijkste reden waarom ik de ‘economie-of-racisme’-discussie zinloos vind is deze: beide posities zijn vooral een stok om de politieke concurrent mee te slaan. De racisme-roepers willen graag alles links van hen als achterlijke, conservatieve, arbeiders wegzetten. Dit is de truc die Clinton met succes op Sanders toegepast heeft (‘Bernie bros’) en het is wat de PvdA met de SP probeert te doen. Omgekeerd kunnen de socialisten hun economische verhaal gebruiken om hun troefkaart uit te spelen tegenover de links-liberalen: namelijk dat zij in de afgelopen jaren de economie verwaarloosd hebben. Beide verhalen zijn helemaal niet bedoeld om rechts te verslaan, maar om de veel nabijere concurrent buitenspel te zetten.

Het beste is, denk ik, om de daadwerkelijke Trump-stemmers zelf aan het woord te laten. Gelukkigerwijs is er net een boek verschenen van Arlie Russell Hochschild, een sociologe, die vijf jaar lang met  Trump-aanhangers in het diepe zuiden doorgebracht heeft. Ik heb het boek nog niet gelezen, maar er zijn uitgebreide voorbesprekingen verschenen in verschillende kranten, die de kern van het probleem beschrijven: het wereldbeeld van de Trump-stemmer.

Zoals ieder ander beleven Trump-stemmers politiek als verhaal, als metafoor. Het verhaal dat bij hen resoneert is het volgende (ik citeer): “Denk aan mensen die in een lange rij heuvelop staan te wachten. Op de top van de heuvel is de Amerikaanse Droom. En de mensen die in de rij staan hebben het idee dat ze extreem hard gewerkt hebben, een hoop opgegeven hebben en hun best gedaan hebben, en staan te wachten op iets wat ze verdiend hebben. En meer en meer is deze rij niet in beweging, of staat hij geheel stil (naarmate de economie vastloopt). Vervolgens zien ze mensen die voordringen in de rij. Immigranten, zwarten, vrouwen, vluchtelingen, ambtenaren. Zoals zij het zien dringen deze mensen onterecht voor. En dan is daar ook nog Barack Obama, die toezicht houdt en deze mensen voor laat. Dus lijkt het erop dat de overheid aan de kant staat van de mensen die voordringen en die de rest naaar achter duwen.”

Hieruit wordt duidelijk wat een valse tegenstelling die discussie over racisme versus economie is. Beiden spelen een rol in het wereldbeeld van de Trump-aanhanger. Immers, als de rij nog zou bewegen (dat wil zeggen: als de economie fatsoenlijk zou draaien) dan zou het ‘voordringen’ niet zo’n probleem zijn. En tegelijkertijd is de onderliggende aanname van het verhaal – dat witte mannen automatisch recht hebben op een plek vooraan de rij natuurlijk in-en-in racistisch.

Maar – en dit is het cruciale punt – beide factoren zijn nodig om iemand politiek te mobiliseren. Economische problemen zijn de katalisator van latent racisme. Het lijkt er dus op dat de economische problemen de katalisator zijn voor een latent racisme. Tegelijkertijd is het het racisme dat de economische problemen politiek maakt. Immers, als de overheid via anti-discriminatieprogramma’s zich niet met de arbeidsmarkt zou bemoeien, zou er geen enkele reden zijn voor de Trump-aanhangers om hun woede op de overheid te richten. En let wel: ik ontken niet dat er een heel blok onverbeterlijke racisten rondloopt in de wereld. Het interesseert mij nu even niet zoveel of mensen racistisch zijn, het gaat erom of dat racisme politiek geactiveerd wordt.

Er is nog een belangrijke les uit deze metafoor te trekken: het zijn de mensen die nog in de rij staan, de mensen die het gevoel hebben dat de droom nog binnen handbereik is, die gevoelig zijn voor het voordringverhaal van Trump. Dat blijkt ook uit de cijfers. Hoewel de racisme-denkers graag schermen met het feit dat mensen zonder hogere opleiding overweldigend op Trump gestemd hebben, klapt dat verband om als je niet naar opleiding maar naar inkomen kijkt. Mensen die minder dan 50K per jaar verdienen stemden Clinton, mensen die meer verdienden Trump. Hetzelfde geldt voor de staten die hij gewonnen heeft. Het gaat bijvoorbeeld niet bijster slecht in Iowa, maar toch werd die staat onverwacht rood. En zelfs in Michigan, de staat van de verloren autoindustrie, zie je dit beeld: Flint en Detroit, waar de fabrieken stonden, stemden voor Clinton, zowat de hele rest van de staat (op universiteitsstad Ann Arbor na) voor Trump.

Kortom, de gemiddelde Trump-stemmer is niet iemand die onderaan de arbeidsmarkt staat. Het is wel iemand die met z’n handen werkt, maar daar redelijk tot goed aan verdient (iemand in de olieindustrie bijvoorbeeld), die bang is z’n baan kwijt te raken en daarom wil voorkomen dat een ander een volgens hem (en het is meestal een hem) oneerlijk voordeel krijgt.

En dat vertelt ons hoe we verder moeten na deze schok-overwinning van Trump. De claim dat linkse partijen zich niet met de arbeiders in kunnen laten zonder hun progressieve karakter te verliezen is gebaseerd op goedkope vooroordelen die gemaakt zijn voor politiek gewin. We moeten af van het idee dat economisch links en sociaal links elkaars inherente tegenstanders zijn. Het omgekeerde is waar. We kunnen de economisch-racistische kluwen van trump alleen ontwarren als we dat idee als uitgangspunt nemen.

Als je me nou nog niet steunt via Patreon, dan weet ik het ook niet meer.

2 Comments on "Wat nu?"

  1. Bas van der Wiel | November 10, 2016 at 9:19 am | Reply

    Het citaat uit het artikel is echt heel goed gevonden, maar de oplossing is nog altijd moeilijk. Moet men er dan maar van overtuigd worden dat de klim heuvel op eigenlijk een fabeltje is en men er van doordrongen moet worden dat het eerder een vicieuze cirkel is waarin we allemaal mee draaien? En hoe gaan we deze boodschap brengen die niemand wil horen?

  2. Het probleem is dat men partijen en personen links blijft noemen die dat gewoon niet zijn . Door Neoliberale die vroeger links waren links te noemen, iets waar u Jelmer zich ook met enige regelmaat schuldig maakt , krijgen mensen het idee dat er van links niets te verwachten valt . Het is tenslotte die linkse PvdA met vaak steun van de linkse oppositie partij GroenLinks die keihard neoliberaal beleid maken (ook zonder hulp van de VVD) .
    Ook Hillary wordt links genoemd – links waar dan? Op mars?
    We hebben het hier over clubjes die keihard rechts beleid voeren op sociaal vlak, op economisch vlak en tevens medeverantwoordelijk zijn voor een hele hoop afschuwelijke oorlogen . Dat is geen links , de kerkhoven beven van alle zich in het graf omkerende linkse overleden mensen.
    Het moet de mensen eens duidelijk gemaakt worden dat ze kunnen kiezen uit Ultrarechts en Extreemrechts oftewel cholera en de pest . Pas dan zullen ze een alternatief op links zoeken die dan uiteraard niet de PvdA of Groenlinks heet .

Leave a Reply to Bas van der Wiel Cancel reply

Your email address will not be published.


*