Het contrast kan niet groter. In Nederland liggen de verkiezingen al weer drie maanden achter ons, en is zojuist de derde poging om een kabinet te vormen mislukt. In Engeland – pardon: het Verenigd Koninkrijk – belt de minister-president na een tegenvallende verkiezingsuitslag met de leider van een partij die haar aan een meerderheid kan helpen, en presenteert zij zich de volgende dag als de leider van een nieuw kabinet.
Of dat kabinet opgewassen is tegen de geweldige taak die er ligt is de vraag, maar het gaat mij hier om iets anders: Engeland is een volwassen democratie, waar de politici na de verkiezingen zelf het heft in handen nemen, terwijl in Nederland een heel circus wordt opgetuigd van verkenners, informateurs en formateurs.
Dat verschil is goeddeels te verklaren uit het Engelse tweepartijenstelsel. Daarin behaalt doorgaans één partij de absolute meerderheid in het Lagerhuis, en is het vanzelfsprekend dat de leider van die partij dan een kabinet vormt, zonder bemoeienis van de koningin.. Maar ook wanneer er een coalitie moet worden gevormd doen de partijen dat zelf. Dat zie je ook in Duitsland, waar kabinetsformaties weliswaar langer duren dan in Engeland, maar waar toch ook de partijen zelf onderhandelen.
In Nederland is dat niet zo. Ook nu wij meer dan 150 jaar na Thorbecke besloten hebben dat de koning geen rol hoort te spelen in de kabinetsformatie, worden er nog steeds informateurs aangewezen. Die zijn een relict uit de tijd dat het staatshoofd een formateur aanwees. Meestal was dat de leider van de grootste partij, maar wanneer die niet slaagde, moest er iemand anders worden gezocht.
Om daarbij politieke keuzes door de koningin te vermijden, kwam het instituut van de informateur in zwang, een ervaren politicus die de koningin moest adviseren hoe uit de impasse te komen. Formeerde de formateur een kabinet, de informateur informeerde de koningin. Ook na de val van een kabinet kon zo iemand goede diensten verrichten. De eerste informateur trad op in 1951, toen de VVD de stekker uit het eerste kabinet Drees had getrokken.
Van lieverlede ging de informateur steeds meer het echte formatiewerk doen, en onderhandelden de partijen onder zijn leiding over het kabinetsprogramma. Soms werd er ook een tweede informateur of zelfs een derde aangesteld. Zo kreeg je een college van informateurs. De vraag drong zich op of dat college ook weer niet een voorzitter nodig had. En de keuze van de informateur werd daarmee weer zo belangrijk, dat daar weer een verkenner aan te pas moest komen.
Ook toen besloten werd de koning buiten de formatie te houden, is men doorgegaan informateurs aan te wijzen. Men had er ook voor kunnen kiezen de Tweede Kamer ministers voor te laten dragen bij de koning, zoals een gemeenteraad gewoon zelf de wethouders kiest, en af te wachten tot partijen met een meerderheid in de Tweede Kamer daartoe een voorstel doen. Maar men is zo dicht mogelijk bij de groef gebleven waarin de naald zat in de tijd van de koninklijke bemoeienis met de formatie.
Voorstanders hiervan zullen zeggen dat het gunstig is voor de onderhandelingen wanneer ze geleid worden door iemand met enige afstand. Maar het maakt ook dat partijen ertoe neigen achterover te gaan leunen: het is niet hun verantwoordelijkheid dat er overeenstemming komt, daar is de informateur voor. Dat zou in ieder geval kunnen verklaren dat formaties in Nederland en België vaak zo lang duren.
Maar politici kunnen het best zelf, ook in Nederland. Het bewijs daarvan zagen we in 2012 bij de vorming van de Kunduz coalitie. Het eerste kabinet Rutte was gevallen, en Alexander Pechtold nam het initiatief om met de regeringspartijen, de ChristenUnie en GroenLinks en akkoord af te sluiten over de begroting voor 2013, het ‘lente-akkoord’. Formeel was het geen kabinetsformatie, maar in feite werd het zittende kabinet daarmee van een nieuwe parlementaire basis voorzien. Daar kwam geen formateur aan te pas, laat staan een informateur of een verkenner, en het was binnen een week gepiept.
Daarbij speelde mee dat de urgentie toen groter was. Het overheidstekort liep op, en het Brusselse strafbakje dreigde. Maar Pechtold werd ook gemotiveerd door de kans de PvdA buiten de nieuwe coalitie te houden. Die urgentie zie je nu niet. Het lijkt wel of iedereen tevreden is over het zittende demissionaire kabinet, en graag bereid is daar de begrotingsvoorbereiding aan over te laten.
Waarom moet dat kabinet ook weer weg? Iets met verkiezingen geloof ik. De PvdA-kiezers waren niet zo enthousiast over het beleid. Volstrekt ten onrechte natuurlijk. Of er nu een coalitie met de ChristenUnie komt of alsnog met GroenLinks, je zult een loupe nodig hebben om het verschil met het vorige kabinet te zien. En dus mag dat van de beoogde coalitiepartijen nog best even blijven zitten. En gaat de parade van verkenners en informateurs rustig door.
May een PM die een coalitie aankondigt die er nog niet is en daarmee alle onderhandelingsmacht aan de beoogde coalitiepartner geeft. Twee PM’s (Cameron en May) die verkeerd gokten. En dat systeem noem je volwassen ?
De stelling is zeer wel verdedigbaar dat het in Nederland zo lang duurt omdat we een informateur hadden (Schippers) die te dicht bij de politiek stond en onvoldoende leiding kon geven.
Een fris nieuw gezichtspunt over formaties.