Nederlands links kent een lange traditie van excuusboeken en -columns. Veelal worden deze geschreven door babyboomers die ooit tot een maoïstische sekte behoorden, en nu hun geld verdienen door daar herhaaldelijk boete voor doen. Inmiddels is het genre ook overgeslagen naar latere generaties, in de vorm van Femke Halsema’s essay Macht en verbeelding, dat uitgegeven is naar aanleiding van de Maand van de Filosofie.
Halsema’s boek is vooral een afrekening met de radicale cultuur van de jaren ’80: haar jonge jaren. Dit was het tijdsvak van no future, van punk, en van krakers. Zij zet deze periode weg als een van intellectuele scherpslijperij, van zwartgalligheid en algemene hopeloosheid. Zoals Halsema de geschiedenis navertelt, verloor links zich in navelstaren en discussies over ideologische zuiverheid, terwijl rechts bezig was de verzorgingsstaat af te breken. Ze stelt dat om weer tot een sterker links te komen, het nodig is om de positievere, utopischere waarden van de periode daarvoor – de generatie ’68 – te omarmen.
Halsema’s analyse is om twee redenen aanvechtbaar. Allereerst: er is verschil tussen een symptoom en een oorzaak. Als twee dingen tegelijkertijd gebeuren, betekent dat niet per se dat de een de ander veroorzaakt heeft. In dit geval: is het niet veel logischer om te denken dat links pessimistisch werd omdat het verslagen werd door het neoliberalisme, dan dat het door het neoliberalisme verslagen werd, omdat het pessimistisch werd? Halsema gaat volledig voorbij aan de economische factoren die de neoliberale revolutie mogelijk maakten. De oliecrisis, de inflatiegolven van de jaren ’70 en de loon-prijsspiraal spelen allemaal amper een rol in haar boek, terwijl dat belangrijke factoren waren waarom de Keynesiaanse consensus onhoudbaar werd.
Als pessimisme gevolg is, en geen oorzaak, dan is pleiten voor optimisme als oplossing even dom als denken dat je een griepje kunt genezen door koortsremmers te nemen. Natuurlijk: schijnbaar heb je de situatie teruggebracht naar hoe hij was, maar in werkelijkheid is er niets veranderd. Het is veelzeggend dat wanneer Halsema aan het eind van het boek oplossingen voorstelt, het allemaal om van die typische GroenLinks-dingen als deeleconomie gaat. Ik miste zowel economische eisen als eisen over de machtsverhouding tussen arbeid en kapitaal.
De tweede fout in Halsema’s analyse is dat het nog maar zeer de vraag is of nadruk op ideologische scherpslijperij per se slecht is. Laten we beginnen met vast te stellen dat scherpslijperij vooral bestaat in the eye of the beholder: de een zijn politieke correctheid is de ander zijn levendige debatcultuur. Maar wat nog veel belangrijker is: politieke bewegingen, zeker beginnende politieke bewegingen, hebben juist behoefte aan mensen die de grenzen van de beweging afbakenen. Een politieke beweging bouwen betekent: een maatschappelijke coalitie vormen die sterk genoeg is om zijn tegenstanders haar wil op te leggen. Daarbij is een essentiële vraag wie er wel en niet mee mogen doen, en die vraag moet je beantwoorden voordat je de hemel gaat bestormen.
Het is normaal dat politieke bewegingen die verslagen zijn (zoals links dat op dit moment is) door een periode heen gaan van zelfreflectie, waarin oude ideeën die niet meer nuttig zijn afgevoerd worden, en nieuwe ideeën ingebracht. Ik denk dat het juist heel goed is dat er op dit moment weer iets van discussie op links begint te ontstaan: alleen zodra we voor onszelf helder hebben wat we willen, kunnen we anderen overtuigen.
Het is dus maar zeer de vraag of de lessen die Halsema trekt uit de situatie van links in de jaren ’80 toe te passen zijn op het heden, waar de politiek-strategische situatie volledig anders is. Sterker nog: het enige stuk van Nederland links dat op dit moment een beetje lekker draait, namelijk de antiracismebeweging, wordt juist gekenmerkt door alle dingen die Halsema verfoeit: het is een sterk intellectuele, op hoger opgeleiden gerichte beweging, gekenmerkt door heftige strijd over wie er wel en niet bij hoort, en over waar de beweging precies voor staat. Voor een jonge beweging is dat juist een teken van vitaliteit.
En daarom is Halsema’s boek volgens mij de moeite van het lezen niet waard: het is een puur uit het persoonlijke gemotiveerd verhaal, geheel geschreven door de lens van de culture wars, ontdaan van enige politieke theorie, of enige strategische notie van waar links op dit moment staat.
Steun mij op Patreon
“het enige stuk van Nederland links dat op dit moment een beetje lekker draait, namelijk de antiracismebeweging”
Anti-racisme is helemaal geen links item, maar een humanistisch item. Zo gauw rechtse mensen in het post-vluchtelingen tijdperk ontdekken dat mensen met een andere huidskleur net zulke nuttige arbeidskrachten zijn, maken ze zich ook meester van dat onderwerp, net als van de vrouwenemancipatie en de lgtb-beweging en dan zou links dus helemaal met lege handen blijven staan.
Als de kerk zich bezig houdt met de zorg van de armen, dan maakt dat van de kerk nog geen socialistische mantelorganisatie. En het verwijt dat ze slechts ertoe bijdragen om het kapitalisme in stand te houden, treft de sociaal-democraten evenzeer.
Links vs. rechts draait om de verhouding tussen arbeid en kapitaal en de sociaal-democraten maken dezelfde domme fout als de neo-liberalen,
ze denken namelijk ook dat ze het eindpunt van de geschiedenis zijn.