Hoe de babyboomers een wereld vol zombies creëerden

Door Laurens Overtoom - Flickr.com, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=8923957

De babyboomer richtte zich, achteraf gezien, onbekommerd op het genot van snel geld in plaats van de wijsheid van het hart. Deze disbalans kwam uiteindelijk aan het licht nadat een financiële crisis van ongekende omvang was ontstaan. Het verhaal over babyboomers door de ogen van een babyboomer, de Britse schrijver Francis Beckett .

Nooit in de geschiedenis waren er op hetzelfde tijdstip zoveel mensen, met zoveel voorspoed, zoveel vrijheid en zoveel privileges als de generatie van vlak na de Tweede Wereldoorlog, de babyboom generatie. Vrijheid, blijheid, hebzucht en het niet nemen van verantwoordelijkheid – dat was het devies dat, achteraf gezien, deze generatie heeft gekenmerkt. In wezen is de financiële crisis de uiteindelijke confrontatie met de werkelijkheid geworden. Brits schrijver, historicus en biograaf Francis Beckett oordeelt weinig mild over zijn eigen generatie – een herbewerking van zijn kritiek.

Ze kropen uit de baarmoeder en belandden direct in een wereld die zwanger was van nieuwe ideeën. Het groepsdenken, de natuurlijke vijand van creativiteit, was door de zinloosheid van de jarenlange oorlog (de Tweede Wereldoorlog) tijdelijk passé; een ruimer bewustzijn deed zijn intrede. De zuilen waren er nog wel, als relikwie van een vooroorlogse tijd, maar de politici die deze zuilen vertegenwoordigden, leken door alle verschrikkingen meer oog te hebben gekregen voor wederzijds respect en gedeelde belangen, dan voor het schoonvegen van eigen straatjes.

In 1946 weerspiegelde zich deze mentaliteit in Nederland bijvoorbeeld in de commissie-Van Rhijn, die de basis kon leggen voor de latere verzorgingsstaat, of in de progressieve hervormingsplannen van onderwijsminister Van der Leeuw, die de gewone man wilde laten studeren. Plannen als deze, die ontstonden in een economisch zware tijd, verraden dat de mensen toen gaven om waarden als solidariteit en verantwoordelijkheid, maar ook om een waarde als vrijheid (in geestelijke zin). Aan hebzucht had men toen een broertje dood – want bijvoorbeeld veel grote banken in het Westen waren (na de Tweede Wereldoorlog) opgeknipt in kleinere eenheden.

Over vrijwel de gehele linie verbeterde mede daardoor de kwaliteit van samenleven. Bijvoorbeeld de scholing, denk aan universiteiten die hun deuren zo ver hadden open gezet dat zelfs middenklassers massaal konden studeren; een unicum. Daarnaast begon in de jaren vijftig een omvangrijk vaccinatieprogramma, waardoor het gebruikelijke risico op kindersterfte – difterie, tetanus, kinkhoest en polio – drastisch verminderde. En toen de babyboomers konden gaan werken, stuitten ze op een ander geluk: grootschalige stadsvernieuwingsprojecten hadden kort daarvoor korte metten gemaakt met verpauperde stadswijken en woningnood. Ze konden dus goed wonen tegen een redelijke prijs. Bovendien was de economie hen gunstig gezind. De babyboomers groeiden namelijk op te midden van een van de langste perioden van economische groei (in Duitsland sprak men zelfs van een wirtschaftswunder) – immers sinds de grote Depressie waren financiële markten effectief gemuilkorfd. Een gebrek aan banen was er mede daardoor niet. En voor wie onverhoopt toch niet kon werken was er het sociale vangnet, van werkloosheidwet tot ziektewet, regelingen als deze die tot ver in de jaren zeventig piekten als het ging om genereusheid; ook dat was een les uit het verleden die was geleerd (zo werd effectief de voedingsbodem van het fascisme weggenomen).

Een unieke generatie

De babyboomers profiteerden van de unieke ruimte die de geschiedenis hen bood om tot volledige ontplooiing te komen – nog nooit waren er zoveel mensen op hetzelfde tijdstip opgevoed met zoveel voorspoed, zoveel vrijheid en zoveel privileges als deze generatie van vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Dat roept de vraag op hoe ze het ervan af hebben gebracht. Hoe is deze uitverkoren generatie omgesprongen met haar maatschappelijke verantwoordelijkheid?

Nou…. niet al te best.

Toen ze eenmaal de leeftijd bereikten waarop ze de banen met de meeste verantwoordelijkheid konden bekleden, stuurden ze de samenleving richting open zee in plaats van een veilige haven – en dat allemaal omwille van eigen genot. De kredietcrisis en schuldencrisis kunnen dan ook gezien worden als stille getuigen van de heerschappij van de babyboomgeneratie.

Hoewel (dat moet gezegd) natuurlijk niet valt uit te sluiten of een wereld zonder deze generatie niet in nog slechtere conditie was achtergebleven – uiten sommige babyboomers vileine kritiek.

,,We hebben het verkwanseld,” stelde de Britse historicus en schrijver Francis Beckett, geboren in 1945, in het Britse opinieblad The Newstatesman. Volgens Beckett wisten de ouders van de babyboomers heel goed dat voor privileges strijd moet worden geleverd, maar wisten de babyboomers dat zelf niet. De gelukkige omstandigheden waarin babyboomers opgroeiden, creëerde de illusie dat waardevolle dingen vanzelfsprekend aanwezig zijn. Dus toen Beckett’s generatie aan de macht was, liet ze in alle ontspannenheid de teugels van de zelfbeheersing vieren. Ze was gevallen voor de verleiding om wat extra geld te verdienen ten koste van de waarden waar hun ouders nog voor stonden. Met alle gevolgen van dien.

Het is spijtig dat het zo is gelopen, maar toch ook weer niet geheel onverwacht. Want op materieel vlak mag de babyboomer dan veel geluk hebben gehad, op immaterieel vlak is dat volgens Beckett een heel ander verhaal.

 Gebrek aan zelfbeheersing

Wat de babyboomers in hun jonge jaren op school meekregen was het wereldvreemde idee dat iedereen zonder morren zijn vaste plaats in de samenleving te accepteren had. Tot 1969 gold in Nederland bijvoorbeeld het onderwijsmodel dat Thorbecke had bedacht in de klassenmaatschappij uit 1863. De technische school was er voor arbeiders, de middelbare meisjesschool voor huisvrouwen en de hbs voor de elite. Als een echo van de oude maatschappelijke orde was kruisbestuiving tussen de scholen zeldzaam, terwijl het moderne leven steeds meer verlangde naar een sociale ladder binnen handbereik. Het onderwijs van de babyboomers sloot dan ook slecht aan op de eisen die in de nieuwe tijd werden gesteld. Dat maakt een mens kritisch.

Wat ook niet aansloot waren de rigide opvoedingsmethoden waarmee ouders en docenten orde en respect afdwongen. Het vooroorlogse autoritarisme zat nog diep in de geest van de babyboom-ouders. Had je als kind iets fout gedaan, dan volgde een simpele correctie: de handen uitstrekken en het liniaaltje erover – de normaalste zaak van de wereld. Probleem daarbij was dat met onorthodoxe lijfstraffen babyboomers werden voorbereid op een autoritaire wereld die allang niet meer bestond. Ook dat maakt een mens, op z’n zachts gezegd, antiautoritair.

Wat de babyboom-ouders te laat inzagen was dat de dwang waarmee de gezagsonderwerping gepaard ging, de brandstof was voor het verzet dat hiertegen zou uitbreken. De geknechte en onderdrukte babyboomer verlangde naar vrijheid, maar dan wel op een obsessieve manier.

De populaire, liberale ideologie uit die tijd drukte dit onderdrukte verlangen perfect uit. Volgens de Russisch-Britse filosoof Isaiah Berlin, zelf een vluchteling van het repressieve Rusland, konden objectieve, universele waarden voortaan niet meer met overtuiging worden verdedigd. Iedereen moest op zoek naar zijn eigen waarheid en niemand diende zich met de waarheid van een ander te bemoeien. Met andere woorden: vertrouw niet meer op het gezag, vertrouw niet meer op je medemens, vertrouw niet meer op humanisme, op het ‘hogere’, en – vooral – vertrouw niet meer op Waarheid – zoek het allemaal zelf maar uit. Alles was voortaan relatief. Kortom, het postmodernisme was geboren: het tijdperk van nihilisme, ruw kapitalisme (crony capitalism) en gecultiveerde innerlijke leegte.

De boodschap van de jaren zestig zette nogal wat in beweging. Een katholiek, die voortaan zonder problemen trouwde met een protestant. Een vrouw, die plots zonder verwijten kon kiezen voor een maatschappelijke carrière. Een schrijver, die zonder vrees kon dromen over een vrijpartij met een als ezel vermomde God. En zelfs het aller heiligste huisje, het koninklijk huis, bleek niet meer immuun voor kritiek.

Achteraf bleken volgens Beckett, de babyboomers niet onverdeeld gelukkig met deze verworvenheden. Sommigen verzetten zich tegen het vrije denken, ze verscholen zich achter de rigiditeit van dogmatici. Anderen omhelsden de vrijheid zo erg dat ze van God los leken. Maar wat de babyboomgeneratie verbond was een zekere mate van ongeremdheid: in de vrije wereld waarin alles gewantrouwd kon worden, wantrouwden ze zelfs die waarden die van belang zijn bij het nemen van goede beslissingen. Het draaide uiteindelijk slechts om hebzucht, wantrouwen en competitie.

Babyboomers als Dirk Scheringa en Rijkman Groenink gelden als boegbeelden van deze mentaliteit. Zij dwongen met hun financiële succes zoveel respect af dat de samenleving jarenlang een oogje toekneep voor hun schaduwkant – namelijk, dat de verkregen rijkdom ten koste van anderen was gegaan. Deze blindheid was mogelijk geweest omdat de heren hetzelfde deden wat de rest ook deed. In Nederland nam de laatste jaren de spilzucht toe (en daarmee ook de schulden), de vervuiling, het uiterlijke vertoon, het egoïsme. En bovendien nam ook de verwarring toe, want vrijwel niemand in de politiek sprak meer de Waarheid over zaken die er echt toedoen – dat deed er niet meer toe (geheel in lijn met de geest van het postmodernisme). Lang leve de vrijheid! En toen kwam de financiële crisis…

De rekening

Wat de gouden generatie onder het mom van vrijheid vergat, waren de lessen van de grote depressie uit de jaren dertig. Teveel macht aan banken is schadelijk voor de democratie en bestaansonzekerheid creëert fascisme. De babyboomers hebben zo een monster gecreëerd in de vorm van een internationaal opererende financiële elite die zichzelf overladen heeft met macht en vooral schulden – die vervolgens worden afgewenteld op de samenleving. Vandaar dat respectievelijk Balkenende en Rutte historisch bezuinigden mede om te compenseren voor gemaakte fouten aan de top. De echte schuldigen gingen vrijuit.

8 Comments on "Hoe de babyboomers een wereld vol zombies creëerden"

  1. Jan van Rongen | October 30, 2016 at 3:41 pm | Reply

    Ik heb het nog niet helemaal gelezen, maat ik ben toch bang dat de geschiedenis enig geweld aan wordt gedaan. Geen woningnood? Ik heb de foto’s nog van de “geen woning geen kroning” demonstratie van die baby-boomers in Leiden. Toen Hans van Dam (b. 1946) wethouder werd in Leiden was de stad nog zwaar verkrot (1974). Er was helemaal geen gespreid bedje en een riante woningmarkt. Niets daarvan. De kraakbeweging komt toch primair voor uit woningnood.

    Genoeg banen? De grootste na-oorlogse werkloosheid was in de periode van het eerste kabinet Lubbers.

    Vaccinatie? Het Rijksvaccinatie-programma is van start gegaan in 1957. Dat is 12 jaar na de oorlog, dus bijna geheel aan de baby-boomers voorbij gegaan.

  2. Maaike de Rijk | October 30, 2016 at 4:18 pm | Reply

    Met van Rongen eens. Generaliseren en met grote stappen door de geschiedenis? Overzichtelijk. Maar net zo makkelijk als populisme.

  3. Onder de babyboomgeneratie wordt grofweg de mensen die tussen 1945 en 1955 zijn geboren beschouwd. In 1957 is het RVP gestart, daarvoor waren al vaccinaties. Bij de start van het RVP ging het niet alleen om het vaccineren van baby’s maar ook om oudere kinderen. Ik weet niet tot welke leeftijd op dat moment gangbaar was. Voordat het RVP gestart is waren er al geruime tijd vaccinaties/(in)entingen van ziekten om een weerstand op te bouwen.

    In de reactie van dhr Van Rongen lees ik precies terug wat ik als ondertoon in het artikel lees. Zichzelf te goed vinden en slachtoffer vinden. Het artikel gaat over de grote lijn en dhr Van Rongen haalt individuele situaties aan. Waar nog behoorlijk op de punten die dhr Van Rongen benoemd valt af te dingen met bijv. de grote langdurige leegstand tijdens de acties van ‘geen woning, geen kroning’.

    De babyboomgeneratie heeft en behoorlijk goed op los geleefd in een economische welvaart waar een flinke roofbouw op de Aarde is gepleegd.

  4. Jan van Rongen | October 31, 2016 at 10:27 am | Reply

    @Jaap – ik zie mijzelf helemaal niet als slachtoffer, ik constateer slechts over-generalisatie. Mijn voorbeelden betreffen Leiden omdat zowel Jelmer als ik bekend zijn met de PvdA in die stad.

    Met betrekking tot de vaccinaties heb je het gewoon mis. 1952 en 1956 waren topjaren in de uitbraak van polio met elk 2000 gevallen. Na de start van de vaccinaties daalt dat tot enkele 10-tallen per jaar en een generatie later is het 0. TBC kende tussen 1945 en 1955 zijn topjaren in Nederland. Rode Hond verdween nooit helemaal maar daalde pas sterk in de jaren ’70 en ’80. Difterie kwam tot midden jaren ’50 nog duizenden keren per jaar voor. Etc. Zie CBS https://www.cbs.nl/-/media/imported/documents/…/2010-111-jaar-tijdreeksen-pdf.pdf pag 38 e.v.

    In hetzelfde document kun je de groei in woningbouw zien. Er is slechts een kleine piek in de jaren ’70-’75. Er worden dan jaarlijks ongeveer 25% meer woningen bij-gebouwd dan het gemiddelde van 1956-1980 (per jaar 120.000 ipv 95.000)

    En roofbouw? De milieubeweging is óók van de babyboomers.

  5. Wat een droevig verhaal van de Gruyter – en van de reactie van ‘Jaap’ worden we ook al niet vrolijk. Beide heren hebben kennelijk nog nooit gehoord van Milton Friedman (1912-2006), Margaret Thatcher (1925-2013), Ronald Reagan (1911-2004). Dit illustere driespan is de geschiedenis ingegaan als de grondleggers van het neoliberalisme en de kampioenen van (nog meer) ongelijkheid. Je zou dat rijtje voor Nederland kunnen aanvullen met de namen van Frits Bolkestein (1933), Onno Ruding (1939), Neelie Kroes (1941). Er zit geen enkele babyboomer bij.

    Daarmee zeg ik niet dat er geen babyboomers zijn die ‘een wereld van zombies hebben gecreëerd’. Maar die mensen heten niet Kees Walle, Jan van Rongen of Maaike de Rijk. Die moet je zoeken onder degenen die zich al jaren inzetten voor de belangen van het aandelenkapitaal en de multinationals. Het geteisem dat schaamteloos de afbraak van de verzorgingsstaat én belastingontwijking verdedigen. Soms zijn dat babyboomers, maar vaak ook niet. En natuurlijk is het waar dat zich onder de babyboomers massa’s meelopers en profiteurs bevinden, maar die kom je bij de generatie van Werner de Gruyter (geboren in 1976 naar ik heb begrepen) in even ruime mate tegen: breek me de bek niet open.

    Jan van Rongen heeft gelijk. Als voormalig sociaal raadsman stadsvernieuwing maakte ik het in 1975 nog mee dat tal van gehuwde babyboomers vanwege de woningnood bij hun ouders inwoonden. Tal van hun kinderen kunnen 40 jaar na dato nog steeds geen zelfstandige woonruimte vinden of dreigen daardoor in financiële problemen te komen.
    Laat ik het anders zeggen: veel babyboomers hebben niets te klagen en hun vaak verwende, hoogopgeleide kroost evenmin. Daarentegen zijn er ook veel babyboomers die een leven lang tot op de dag van heden met moeite of zelfs vergeefs trachten om de maandelijkse touwtjes aan elkaar te knopen. Dat is al een bewijs dat macht en onmacht, rijkdom en armoede geen kwestie is van generaties, maar afhankelijk is van maatschappelijke posities en omstandigheden.

    Het gebabbel van De Gruyter en ‘Jaap’ zegt veel over een gebrekkig analyserend vermogen en nog meer over hun misplaatste kijk op mens en samenleving.

  6. @iedereen (op Jaap na)

    We kunnen gaan haarkloven over de details – maar het is veelzeggend dat niemand ingaat op de grote lijn van het verhaal. Maar laat ik eerst beginnen met de vermelding dat niet alles door de economie wordt bepaald. De huidige crisis louter aan een stel economen verwijten is dan ook ronduit bizar. Er zijn meerdere factoren die een rol spelen – en een daarvan wordt in dit artikel beschreven – het effect van een generatie…

    Let wel, er is geen generatie die beter is dan een andere en binnen generaties is er een enorme variatie. Maar dat wil niet zeggen dat er geen gemeenschappelijke kenmerken zijn binnen een generatie, bijvoorbeeld de normen en waarden gegeven de tijdsgeest waarin men zijn vorming krijgt – en ook dat heeft effect (er zijn overigens meer effecten waarneembaar – zelfs biologische!). Denk ook aan het effect van de voortschrijdende techniek die van generatie tot generatie verschilt.

    De hamvraag: Wat is de rol van generaties op de enorme crisis waarin we sinds 2008 in zijn aanbeland!? Dat mag weleens worden verteld, want over dit thema lees je niet zo vaak iets. Sowieso is dat in potentie helend – al was het maar om het vanuit een ander perspectief te bekijken (zonder oordeel).

    Het punt was dus niet om de babyboomer terecht te wijzen. Het gaat hier om de grotere lijn, het draait om de beschrijving van de tijdsgeest uit de jaren zestig (die nog steeds zijn effecten heeft in onze huidige tijd – en vermoedelijk mede aan de crisis heeft bijgedragen).

    Om specifiek te zijn: Het verhaal zoomt in op de relatie tussen de opkomst van het postmodernisme (dat voorop liep op de neoklassieke paradigma-shift in de economie) en de economische crisis waarin we zijn beland. Het postmodernisme deed het humanisme verwateren aangezien de realiteit voortaan relatief moest worden bezien – dat heeft meegeholpen belangrijke principes die de samenleving doen balanceren, op te geven.

    That’s all! Mensen maken fouten – iedereen (ook de babyboomers)… dikwijls ook omdat ontwikkelingen niet te voorzien waren.

    Het feit dat dit de nodige emoties oproept – spreekt boekdelen. Dat zegt wat over het vermogen om te kunnen kijken in een spiegel die de jouwe niet is… en, misschien, is het ook wel afweer van het ego. Maar niet getreurd – collectief verschillen we niet zo veel van elkaar. Want in werkelijkheid gaat dit verhaal (babyboomer of geen babyboomer) over wie we in de loop van de jaren zijn geworden: door simpelweg gezamenlijk in een cultuur te leven (waarin bepaalde waarden worden gedeeld). Dit verhaal gaat dus over ons allemaal.

  7. Beste Werner, op wat jij de hamvraag noemt (‘Wat is de rol van generaties op de enorme crisis waarin we sinds 2008 in zijn aanbeland!?’) heb ik een antwoord gegeven. En dat antwoord luidt dat die rol kennelijk in jouw beleving bestaat, maar niet berust op feiten – zelfs niet op goed beargumenteerde veronderstellingen. Kortom, ik beweer dat de babyboomers even hebbelijk en onhebbelijk zijn als voorgaande en volgende generaties. Daaruit volgt logisch dat er geen ‘schuldige’ of verwijtbare generaties zijn. Generaties zijn hooguit de vertolkers van ideeën die in essentie buiten hun toedoen door tijd en omstandigheden zijn ontstaan. En eigenlijk is de rol van actoren kleiner dan die lijkt, omdat binnen één generatie heel verschillende opvattingen naast elkaar voorkomen. Dat was en is bij de zogenaamde babyboomers ook het geval. Ik stem al jaren SP, maar mijn even oude buurman VVD.

    Daarom is het een misverstand om ‘de opstand van de babyboomgeneratie’ als een op zichzelf staand verschijnsel op te vatten. Achteraf kan je zeggen dat die anti-autoritaire rebellie onvermijdelijk was. Zo waren vrouwen door de anti-conceptiepil in staat om voor het eerst in de geschiedenis ‘baas in eigen buik’ te zijn en kon seksualiteit vrij worden beleefd. Verder waren kennis en opleiding, ook voor het eerst, binnen bereik van omvangrijke bevolkingsgroepen. Het gevolg was dat de paternalistische structuren als kerk en zuilen in korte tijd werd ondermijnd; ze hadden niet de toegevoegde waarde zoals ze die wel rond 1900 bezaten. Nogmaals: de babyboomers (of eigenlijk maar een minderheid daarvan) waren in de eerste plaats actoren op een door tijd en omstandigheden geschapen podium. Overigens is het bekend dat in diezelfde periode monetaristen als Milton Friedman, George Stigler, Ronald Coase en Gary Becker al zeer actief waren; de betrokkenheid van Friedman na 1973 bij het misdadige bewind van Pinochet is bekend.

    De door jou in je inleiding genoemde lieden als Rijk Groenink en Dirk Scheringa hebben altijd bestaan. Jazeker, ik ben het zeer met je eens dat ze ‘het boegbeeld zijn van een mentaliteit’. Een heel slechte mentaliteit. Maar dat heeft niets met hun geboortejaren 1949 en 1950 te maken – doch alles met de triomf van het neoliberalisme, de meest roofzuchtige variant van het kapitalisme (die dus niet door babyboomers is bedacht of ontwikkeld). Kenmerk van die ideologie is dat ze geen boodschap heeft aan begrippen als solidariteit, maar hecht aan individualisme, competitie en meritocratie. Een ander kenmerk is dat ze verdeelt en heerst – dus tegenstellingen bevordert; niet alleen tussen ziek en gezond, tussen arm en modaal, tussen modaal en welgesteld, tussen allochtoon en autochtoon, maar óók tussen jong en oud [!!]. Overigens is het een ernstig misverstand te menen dat de invloed van het neoliberalisme zich beperkt tot de economie; die strekt zich ook uit tot terreinen als cultuur en geesteswetenschappen, literatuur – enzovoort. Wanneer je het naadje van de kous wilt weten, raad ik je aan om ‘Identiteit’ van Paul Verhaeghe te lezen.

    Tenslotte wil ik nog één ding kwijt. Ik vind het kwalijk dat je in plaats van mijn reactie helder te fileren, kiest voor verhullend en ontoegankelijk taalgebruik. Je vlucht in het produceren van quasi-wetenschappelijke en tenenkrommende volzinnen, zoals: ‘Om specifiek te zijn, het verhaal zoomt in op de relatie tussen de opkomst van het postmodernisme dat voorop liep op de neoklassieke paradigma-shift in de economie en de economische crisis waarin we zijn beland. Het postmodernisme deed het humanisme verwateren aangezien de realiteit voortaan relatief moest worden bezien – dat heeft meegeholpen belangrijke principes die de samenleving doen balanceren, op te geven.’). Nou nou, wat is dát specifiek zeg!

    Kom op Werner, houd op met die gewichtigdoenerij en kom helder en goed beargumenteerd ter zake. Of blaas anders de aftocht, nu kan het nog.

  8. Kees… Natuurlijk heb ik het werk van Verhaeghe gelezen – in zijn laatste boek ‘Autoriteit’ gaat deze idd in op de protestgeneratie om te verhalen over de teloorgang van de autoriteit (precies zoals ik in mijn verhaal beargumenteer). Grappig dat je uitgerekend de auteur benoemt waar ik me mede op baseer….Overigens heb ik ‘identiteit’ gelezen – en veel van mijn verhalen gaan ook over de kwalijke gevolgen van het neoliberalisme. Maar voor mij is dat niet het hele verhaal – ik vroeg mij af wat de culturele inbedding was waarin dit ideeengoed tot uiting kon komen. Vandaar dat ook het generationele aspect interessant is om te analyseren. Maar er is meer…

    Kennelijk lees je mijn reactie niet goed – ik zeg letterlijk dat dingen naast er elkaar kunnen bestaan. Dus ja, neoliberalisme speelt een rol. Maar de enige rol??? Veel kan door economie verklaard worden – maar niet alles. Menselijke verhoudingen worden daarnaast ook bepaald door bijvoorbeeld politieke- (denk aan fysieke macht), affectieve- (denk aan liefde) of geestelijke- (denk aan de kerk/filosofie) bindingen in plaats van alleen geld. Over dat – geestelijke – daarover gaat deze tekst. Maar in jou visie is de wereld dus slechts te herleiden tot economie, zonder enige argumentatie. Toch heb je een duidelijke mening klaar!

    Trouwens, daarnaast rep je met geen woord over wat postmodernisme inhoudt. Ik heb het (toch vrij duidelijk verwoord in het verhaal) over de relativering van belangrijke zaken in het leven, bijvoorbeeld de relativering van ethische kwesties dat vanaf de jaren zestig opgeld deed. Daar zitten negatieve neveneffecten aan (zoals de passieve acceptatie dat onze economische modellen amoreel opereren! of het relativeren van idealisme!) – jij neemt dit idee geeneens in overweging. Terwijl dit aspect, sinds de crisis van 2008, toch echt op de kaart gezet zal moeten worden. Ik heb de indruk dat je al het kwaad schaart onder het begrip ‘neoliberalisme’ – maar dit aspect – de neiging belangrijke zaken te relativeren, heet geen neoliberalisme, maar: postmodernisme (en dat is een van de kenmerken van de 60-jaren). Ken je klassiekers!

    Tot slot, wijs ik je op je drogredenering. Je beroept je verder namelijk op dat ik moeilijke zinnen schrijf – en dat is het dan. De inhoud van die zinnen. Tja, dat is dus niet belangrijk. Wel heb je een duidelijke mening klaar! Zo ken ik er ook wel een paar…

    Kennelijk wil je horen dat je generatie geen fouten heeft gemaakt als zodanig. Maar ja, we zijn nou eenmaal mensen, niet!? Ik zou niet durven beweren dat mijn generatie de zaken niet verprutst. Dan doen ze namelijk net zo goed als die babyboomers – als ik de grote lijn zo bezie. Zo moeilijk is het niet – de dingen accepteren zoals ze zijn…

    Ook ga je niet in op het gegeven – dat er basale kenmerken te onderscheiden zijn, omdat je deel uitmaakt van een generatie. Wel heb je duidelijke mening klaar!

Leave a Reply to Kees Walle Cancel reply

Your email address will not be published.


*