Hoewel de kranten vol staan van de terreurdrieging door IS, is op termijn de klimaatconferentie in Parijs veel belangrijker. De voortdurende temperatuurstijging bedreigt structureel ons welzijn en onze welvaart. En dat gaat verder dan dat er waarschijnlijk in 1997 voor het laatst een Elfstedentocht is gereden.
Het klimaat wordt vooral bedreigd door de toegenomen concentratie van CO2 in de atmosfeer. Dat komt door het verstoken van fossiele brandstoffen als steenkool en aardgas. Sinds de industriële revolutie is zo de concentratie van CO2 gestegen van 280 deeltjes per miljoen naar 400, dus bijna anderhalf maal zoveel. Daardoor houdt de Aarde meer warmte van de zon vast en stijgt de temperatuur. Dat leidt onder meer tot een stijging van de zeespiegel en verminderde leefbaarheid in warme streken.
Er bestaat dan ook internationale consensus dat die toename gestopt moet worden, al zijn er hardnekkige ontkenners van het klimaateffect. Vaak zijn dat dezelfde mensen die anderen verwijten ‘weg te kijken’ bij de gevaren van de radicale Islam. Maar onder de regeringen heeft de klimaatscepsis weinig aanhang, anders werd die klimaatconferentie niet georganiseerd.
Het blijkt echter steeds weer dat het moeilijk is om afspraken te maken over terugdringen van de uitstoot van CO2 en die ook na te komen. Wanneer de wereld één land zou zijn was dat waarschijnlijk wel gelukt. Nu heeft elk land maar een beperkt belang bij het reduceren van de eigen uitstoot, en des te minder naarmate het land kleiner is.
Het zou ook lukken wanneer de terugdringing met relatief goedkope middelen zou kunnen. Zo hebben internationale afspraken om het gat in de ozonlaag te stabiliseren door andere koelvloeistoffen te gaan gebruiken succes gehad. De kosten van het vermijden van fossiele brandstoffen zijn echter veel hoger. Dat betekent dat we moeten zoeken naar alternatieven voor het gebruik van fossiele brandstoffen die zo goedkoop mogelijk zijn.
Minder gebruiken is zo’n alternatief. Dat kan door efficiënter met energie om te gaan, bij voorbeeld door betere isolatie van huizen en zuiniger lampen, en het gebruik van restwarmte zoals bij stadsverwarming. Het kan ook door minder consumptie: de thermostaat een graadje lager, minder reizen. Bij bijna alles wat we kopen is energie nodig geweest voor de productie.
Daarom propageert de milieubeweging een soberder levenswijze, maar juist dat roept grote weerstanden op. Bij klimaatsceptici zie je de impliciete veronderstelling dat de eigenlijke doelstelling van de milieubeweging is om ons tot een andere levenswijze te brengen, en de klimaatsverandering een verzinsel is om dat te rechtvaardigen.
Een alternatief voor fossiele brandstoffen is kernsplitsing, maar wanneer daarbij iets mis gaat zijn de gevolgen wel heel ingrijpend. Het afvalprobleem is ook nog niet op een bevredigende manier opgelost. Of gecontroleerde kernfusie ooit mogelijk zal zijn zal de toekomst moeten leren.
Dan zijn er alternatieve energiebronnen als wind en zon. Die zijn voorlopig nog een stuk duurder, maar daarbij is ook de complicatie dat ze erg van het weer afhankelijk zijn. Daar zijn ook wel weer oplossingen voor, maar die kosten allemaal geld of leiden toch weer tot CO2-uitstoot zoals de inzet van gascentrales. Verbranding van afval kan wel helpen, maar de teelt van biobrandstoffen concurreert met de voedselproductie en is daarom onwenselijk.
Daarom wordt er ook gezocht naar mogelijkheden om te vermijden dat na verbranding CO2 in de atmosfeer terecht komt of om wanneer dat toch gebeurt het er weer uit te halen. Een tijdlang werden daartoe bomen geplant in tropische landen, en pretendeerden degenen die dat financierden dat hun energiegebruik klimaatneutraal was. Dat was natuurlijk niet zo, want door wegrotting of verbranding komt de vastgelegde CO2 altijd weer terug in de atmosfeer.
Een andere idee was CO2 terug te pompen in lege gasvelden (CCS, carbon capture and storage). Daar zijn serieuze plannen voor gemaakt, bij voorbeeld bij Barendregt. Het is echter erg duur: om het mogelijk te maken moet je zo’n 40% extra verbranden. Als omwonende zou ik daar ook niet erg voor zijn: een nieuwe techniek brengt vaak niet voorziene risico’s met zich mee, en wanneer de opgeslagen CO2 onbedoeld in grote hoeveelheden weer naar boven komt, is dat dodelijk voor degenen die zich daar bevinden. De Britse regering heeft inmiddels een toegezegde subsidie van € 1,4 miljard ook geschrapt.
Er is nog een alternatief, en dat is geopperd door de gepensioneerde geochemicus prof. Olaf Schuiling. Hij wees erop dat de aardkorst grote hoeveelheden bevat van het groen gekleurde mineraal olivijn, dat de wonderbaarlijke eigenschap heeft CO2 voor eeuwig aan zijn oppervlak te kunnen binden. Dat komt door een chemische reactie waarbij de onschuldige stoffen magnesiumbicarbonaat en silicium oxide (zand) vrijkomen. Die binding is een natuurlijk proces, maar kan versneld worden wanneer we het oppervlak van het olivijn vergroten door het te breken of te malen.
In 2007 schreef NRC Handelsblad hier al over. Ik vroeg me toen af of het de canard van de eeuw was, maar dat beweerde niemand. Maar het werd ook niet opgepakt. Mijn tekstverwerker kent het woord ‘olivijn’ nog steeds niet. Ik kreeg sterk de indruk dat het idee van Schuiling de bestaande milieu-agenda doorkruiste, en dat men daarom op het ministerie ook nauwelijks geïnteresseerd was. Soms las je er daarna nog iets over in de krant, met name in de New York Times, maar veel schot zat er niet in.
Misschien gaat dat binnenkort veranderen. In Enkhuizen is inmiddels een klein bedrijfje gevestigd, greenSand, dat zich erop richt de binding van CO2 door de verwering van olivijn in de praktijk toe te passen. Het is gevestigd boven IJssalon Vivaldi in een kantoorruimte van misschien 25 m2. Misschien is het symbolisch dat die zaak vernoemd is naar de componist van De vier Jaargetijden. Greensand importeert olivijn uit Spanje en maakt er producten van als stenen, grind en zand, die gebruikt kunnen worden in plaats van basalt en van grind en zand met de gebruikelijke chemische samenstelling. Er zijn daar serieuze contacten over met Rijkswaterstaat, en bij de Hanzelijn is er ook een experiment mee gedaan. Aan het oppervlak treedt dan verwering op waarbij CO2 wordt gebonden. Dat gebeurt geleidelijk, maar sneller dan bij olivijngesteente aan het aardoppervlak.
Tegelijkertijd verkoopt men certificaten aan bedrijven die klimaatneutraal willen werken. Door aankoop van een certificaat draagt men bij aan de kosten van het proces. De bekostigde binding van CO2 kan men dan beschouwen als compensatie voor de uitstoot bij verbranding van olie, gas of kolen. Dat is nu nog duur: voor compensatie van een ton CO2 betaalt men € 40. Dat is veel meer dan de huidige prijs van emissierechten, die op € 9 per ton neerkomt, maar door emissierechten te kopen compenseer je de uitstoot niet. Binding aan olivijn levert daarentegen nog geen emissierechten op, wat ook betekent dat er geen extern toezicht is.
Maar er is wel consensus dat de huidige prijs van emissierechten veel te laag is, DSM rekent intern met €50 per ton. En het gebruik van olivijn staat nog in de kinderschoenen. De kosten zouden aanzienlijk lager kunnen, bij voorbeeld wanneer men het niet eerst vanuit Spanje hierheen haalt maar het daar verwerkt en afzet. Dan komt er ook een commercieel motief om olivijncertificaten te kopen, terwijl dat nu van morele aard is: men wil zelf geen bijdrage aan de klimaatverandering leveren en toch kunnen reizen, of men wil de klanten gerust stellen dat men klimaatneutraal werkt. Maar de klanten zijn dan wel duurder uit.
Je kunt ook achteraf betalen voor de CO2 die je gedurende je leven hebt uitgestoot. Je kunt dat ook in je testament regelen: delg je schuld aan Moeder Aarde! Theoretisch kun je met olivijn de huidige CO2 concetratie in de atmosfeer ook weer reduceren.
Olivijn is geen definitieve oplossing. Er is wel ruim genoeg om alle uitstoot van de nog aanwezige voorraden fossiele brandstoffen te compenseren, maar het kan niet voorkomen dat de fossiele brandstoffen ooit opraken. Dan zijn we toch op duurzame energiebronnen aangewezen. Maar olivijn kan wel helpen de transitie te vergemakkelijken.
Vergeleken met andere methoden om CO2 te binden lijkt het dus nog steeds een aantrekkelijke optie. Je zou een veel grotere betrokkenheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu verwachten, om veel grootschaliger experimenten mogelijk te maken. Maar nog steeds heb ik het gevoel dat de milieubeweging niet zit te wachten op technische oplossingen die ons niet dwingen tot een andere leefwijze. Zo noemde een vertegenwoordiger van Geenpeace in de Volkskrant van 1 december een CO2-heffing ‘een soort hagelschot dat allerlei technologie bevordert’. Maar dat lijkt mij juist heel goed, technologische oplossingen om het klimaat te redden zonder dat we onze leefstijl hoeven te veranderen.
Deze afkeer van technologische oplossingen verklaart echter niet dat de gevestigde wereld van de energiebedrijven niets in de olivijn ziet. Maar misschien gaat dat binnenkort veranderen, en is er een doorbraak in de belangstelling in aantocht.
Be the first to comment on "De verscholen klimaatoptie: olivijn"