10 mei 1940 – Duitse invasie van Nederland

Mijn opa was 19 toen op 28 augustus 1939 de algehele mobilisatie werd afgekondigd en één van de 280.000 mannen die werden getraind om Nederland te verdedigen. Hij werd naar de Grebbeberg gestuurd. Zijn vader was radioamateur en was zeer trots dat zijn oudste zoon marconist was: hij was verantwoordelijk voor de communicatie met andere eenheden en seinde, ontving en vertaalde berichten in morsecode. Een aantal jaar geleden organiseerde mijn studievereniging op 4 mei een rondleiding over het terrein van de Grebbeberg onder leiding van een aantal docenten, waarbij we aansluitend de dodenherdenking daar zouden bijwonen. Die kans liet ik me niet ontnemen, want mijn opa sprak niet vaak over zijn eigen ervaringen (hoewel hij bijna iedere documentaire over de oorlog op tv keek). Helaas struikelde ik die ochtend en viel heel hard op mijn knie (later bleek het botvlies gekneusd te zijn), waardoor ik het grootste deel achteraan in de groep over het terrein strompelde en niet alles heb meegekregen wat werd gezegd, maar groot was mijn schok toen ik op de erebegraafplaats een weggebikte naam zag tussen J.W. Strik en G.J. Stulen. Mijn opa was vermist op de Grebbeberg en zijn ouders en broer hadden al te horen gekregen dat hij was gesneuveld en J.C. Stronk past alfabetisch gezien precies tussen Strik en Stulen. Het zou toch niet? Of wel?

Het was niet zo, de naam op het monument was van R. Strik. Hij was in eerste instantie ook dood verklaard, maar bleek, veel later dan mijn opa, alsnog te leven. De helm van mijn opa, waar zijn naam op stond, was kapotgeschoten en toen hij langs een gesneuvelde militair liep met een puntgave helm besloot hij van helm te ruilen. Zijn kameraad had er toch niets meer aan. Daardoor kreeg zijn familie een overlijdensbericht. Toen bleek dat de andere gegevens niet klopten kregen mijn overgrootouders te horen dat hij vermist was. Zijn eenheid was inmiddels uiteen gevallen en de communicatielijnen waren vakkundig vernietigd door de nazi’s, waardoor mijn opa niet veel meer kon doen. Er was een oproep van een piloot van een Fokker T-V (T 5) bommenwerper die zijn telegrafist kwijt was geraakt. Mijn opa bood direct aan om hem te vervangen, ging mee de lucht in en werd zo een klein onderdeel van één van de belangrijkste acties van het Nederlandse leger, maar laat ik bij het begin beginnen.

Het Nederlandse beleid ten aanzien van de oorlogsdreiging was simpel: ‘wij zijn neutraal’. Voor tijdens en na de Eerste Wereldoorlog hadden landen om ons heen het leger gemoderniseerd en vergroot, maar wij deden er niet aan mee. We hadden nu de Volkenbond en er zou nooit meer oorlog komen. Toen de stemming in de jaren ’30 verhardde besloot de regering dat Nederland niet betrokken zou raken bij internationale conflicten als het zich niet bemoeide met internationale conflicten, wat ook verklaart waarom wij zo halsstarrig joodse vluchtelingen bleven terugsturen naar Duitsland. Ook was er groot vertrouwen in Frankrijk en Groot-Brittannië: zij hadden destijds Duitsland de oorlog verklaard om bondgenoten te helpen en zouden dat nu weer doen. En er was een economische crisis, waardoor er ook geen geld werd uitgegeven aan defensie. In plaats daarvan koos de overheid ervoor om oud materieel te updaten.

Pas in 1935 realiseerde de regering zich dat ze toch wat actiever moesten proberen om Nederland te verdedigen. Generaal-majoor Izaäk Reijnders kreeg de opdracht om het leger te moderniseren. Reijnders voorspelde dat er een gecombineerde invasie vanaf het land en vanuit de lucht zou komen. Hij besloot te investeren in luchtdoel- en infanteriegeschut, vliegtuigen, munitie en pantservoertuigen. Nederland had geen eigen grote wapenindustrie en moest bijna alles in het buitenland bestellen (we konden wel vliegtuigen bouwen). Maar omdat Nederland zo laat was met bestellen hadden fabrieken grote orders lopen, verder besloot een commissie een groot deel van de materialen te bestellen in Duitsland (beste kwaliteit) en het ministerie van Defensie maakte grote fouten bij de bestellingen: bij de T-V bommenwerpers van Fokker was men vergeten om bommenrekken te bestellen. Bij de Nederlandse fabriek Koolhoven werden KF-58 jagers besteld, maar daar hadden ze net een grote order uit Frankrijk. Daarom werd afgesproken dat Koolhoven alleen de carrosserie zou maken en dat de overheid vliegtuigmotoren zou bestellen in Engeland. Vervolgens vergat het ministerie dat daadwerkelijk te doen en tegen de tijd dat dit boven water kwam was er al een exportverbod in Engeland en konden de motoren niet alsnog geleverd worden. Ook waren ze te laat met het bestellen van Spitfires en Hurricanes en omdat het verlanglijstje van Reijnders wel erg duur werd besloot de minister 2 van de 3 gevraagde bombardeerafdelingen te schrappen.

Ook boterde het niet tussen Reijnders en Minister van Oorlog Jannes van Dijk. Reijnders vertelde Van Dijk luid en duidelijk wat hij vond van het Nederlandse overheidsbeleid (too little, too late) en Van Dijk, die zelf een militaire achtergrond had en onder andere had gestudeerd aan de Franse Hogere Krijgsschool, begon zich te bemoeien met het krijgsbeleid en de uitvoering. Hij hield besprekingen met officieren, zonder Reijnders op de hoogte te brengen, inspecteerde stellingen en als hij op bezoek was liet hij ad hoc alarm afroepen zonder zich vooraf te verdiepen in de procedures en als militairen niet reageerden hoe hij voor ogen had (en zij hielden zich aan de procedures die Van Dijk niet kende, dus dat gebeurde nog al eens) werden ze publiekelijk door hem uitgescholden tot woede van Reijnders. Ook weigerde de regering na de algehele mobilisatie de staat van beleg af te kondigen (wat wel toegezegd was) waardoor Reijnders essentiele beslissingen nog steeds alleen met toestemming van Van Dijk kon uitvoeren. Reijnders gooide toen de handdoek in de ring toen geen toestemming werd gegeven om de Hollandse Linie en de Grebbeberg te verstevigen met beton (te duur) en werd opgevolgd door Henri Winkelman.

Winkelman ging door met het beleid van Reijnders, maar hij had dezelfde problemen: toen de invasie van Nederland begon was nog maar een derde van het bestelde pantserafweergeschut binnen en een vijfde van het luchtdoelgeschut. 125 vliegtuigen waren gevechtsklaar, maar een groot aantal had geen radio’s aan boord. Bommenwerpers hadden alleen lichte bommen, omdat de ontstekingen van de zware bommen niet op orde waren. Omdat Nederland neutraal was, mochten Duitse officieren met verlof op vakantie in Nederland. En vaste stop was het dierenpark in Rhenen met een prachtige en hoge uitzichtstoren die keek over de Grebbeberg. En omdat het militairen waren, waren ze maar wat geïnteresseerd in de bedrijvigheid op de berg en maakten foto’s: van de verdedigingswallen, de kazematten, het graafwerk, de communicatielijnen. Alles. En Winkelman kon ze niet tegenhouden, want er was geen staat van beleg en de regering wilde een bevriende natie niet voor het hoofd stoten.

De nazi’s zagen de invasie van Nederland als een vingeroefening, maar besloten toch om Nederland volledig te overrompelen om hun spierballen te laten zien. Op 10 mei om 3.55 u ‘s ochtends staken de Duitse troepen de grens over en begon de invasie. Officieel omdat Nederland met Groot-Brittannië, Frankrijk en België een aanval op het Ruhrgebied voorbereidde. Naast de grondtroepen stonden in totaal 11.000 luchtlandingstroepen klaar om per parachute of transportvliegtuig gedropt te worden. De eerste parachutisten moesten de Nederlandse vliegvelden zo snel mogelijk bezetten zodat de transportvliegtuigen konden landen en ze moesten Koningin Wilhelmina, de regering en de opperbevelhebbers van het leger gevangen nemen. Bij Ypenburg wist het Nederlandse leger de parachutisten tegen te houden. Toen de eerste transportvliegtuigen precies volgens planning aankwamen werden alle toestellen neergehaald, geen enkele Duitser overleefde de crash. De tweede lading transportvliegtuigen hetzelfde verhaal en weer geen overlevenden. De derde lading toestellen kon door alle wrakken niet eens meer landen en ook daar werden meerdere vliegtuigen neergehaald.

Valkenburg werd wel ingenomen, maar het had geregend en de Duitse toestellen waren veel zwaarder dan de Nederlandse. Pas nadat 56 vliegtuigen waren geland realiseerden de Duitsers zich dat de toestellen wegzakten in de modder en niet meer konden opstijgen. Het vliegveld was totaal onbruikbaar geworden. Ockenburg werd in eerste instantie ingenomen, maar het Nederlandse leger vocht terug en wist 22 van de 28 transportvliegtuigen te vernietigen. Ypenburg werd uiteindelijk grotendeels veroverd door de nazi’s, maar de Nederlanders sloegen weer terug. Honderden para’s werden krijgsgevangen gemaakt en door de marine opgehaald en doorgestuurd naar Engeland. De regering en de Koningin konden naar Londen vluchten.

Omdat de vliegvelden onbruikbaar waren hadden talloze transportvliegtuigen noodlandingen moeten maken, bommenwerpers van het Nederlandse leger vlogen rond in de omgeving om ieder Duits vliegtuig te vernietigen. Zelf konden ze ook niet terug naar de officiële vliegvelden, dus ze landden waar mogelijk -in de hoop weer op te kunnen stijgen. Van de 430 transportvliegtuigen werden er meer dan 200 vernietigd. In totaal werd een derde van alle Duitse vliegtuigen neergehaald. Sommige regimenten waren gehalveerd, anderen hadden een derde van hun troepen verloren. 1600 nazi’s waren krijgsgevangen gemaakt en 1200 van hen naar Groot-Brittannië gestuurd. In totaal zijn ongeveer 4000 troepen uitgeschakeld (krijgsgevangen, gewond of gesneuveld). Omdat er ten tijde van de invasie nog niet voldoende opgeleide piloten waren in Duitsland, had Hitler de gok genomen en veel instructeurs ingezet. Daar waren er toen ineens een heel stuk minder van en daar had de opleiding van de Luftwaffe nog jarenlang problemen door. Ook de Nederlandse luchtmacht was bepaald niet ongeschonden uit de strijd gekomen: veel vliegtuigen waren vernield of beschadigd, de luchthavens waren onbruikbaar, de munitie en brandstof raakten op. Winkelman besefte dat maar al te goed, evenals de Britten. Zij vernielden met bombardementen zoveel mogelijk vliegvelden, vliegtuigen en andere infrastructuur, zodat de nazi’s die niet konden gebruiken voor een invasie van Groot-Brittannië. Winkelman besloot door te vechten: iedere militair die hier uitgeschakeld zou worden kon niet naar België, Frankrijk of Groot-Brittannië.

Op 14 mei om half elf in de ochtend overhandigde een gezant van de nazi’s een ultimatum aan de troepen rond Rotterdam: jullie geven je over of Rotterdam wordt gebombardeerd. Het ultimatum was niet ondertekend en de bevelhebber stuurde de gezant terug met de vraag om een handtekening. Maar voordat de gezant terug was, arriveerden de bommenwerpers al en werd Rotterdam platgegooid. De luchtmacht kon die aanval niet meer stoppen. Een nieuwe gezant arriveerde in Utrecht en de opperbevelhebbers besloten dat Utrecht gespaard moest blijven. Op 15 mei begonnen de onderhandelingen. Nou ja, de nazi’s hadden een document voorbereid en verwachtten dat Winkelman zou tekenen, maar die weigerde de voorwaarden. Generaal Von Küchler eiste dat alle troepen buiten Nederland niet meer aan de oorlog deel zouden nemen. Winkelman maakte duidelijk dat Nederland niet de vrede tekende, maar dat alleen de troepen in Nederland zich overgaven (met uitzondering van de troepen in Zeeland, die stonden inmiddels onder Frans bevel en Winkelman eiste – en kreeg – een vrijgeleide voor hen naar Frankrijk). De oorlog ging door. Na een paar uur praten realiseerden de Duitsers dat de Nederlandse opperbevelhebbers niets meer te zeggen hadden over de troepen in het buitenland en gingen akkoord. Toen hoorden ze dat de marine die ochtend het bevel hadden gekregen om zoveel mogelijk schepen, troepen (2000 stuks) en wapens naar Groot-Brittannië te brengen. Koopvaardijschepen, die de nazi’s ook al ingecalculeerd hadden om hun eigen marine te versterken, hadden op 10 mei al het bevel gekregen om onder geen beding terug te keren naar Nederland, maar koers te zetten naar de Engelse kust. De capitulatie werd in ijzige stilte ondertekend.

De nazi’s waren niet blij: hun plannen voor een invasie van Groot-Brittannië liepen nu flink in de soep. Het luchtafweer in Groot-Brittannië was in vergelijkbare staat als de Nederlandse, maar de Britse oorlogsindustrie draaide op volle kracht en tekorten werden ingelopen. De Duitse opperbevelhebbers waarschuwden Hitler dat een grootscheepse invasie van Groot-Brittannië nu uitgesloten was, ze hadden niet voldoende getrainde troepen. Maar Hitler zette door, alleen dan met nadruk op bombardementen in plaats van grondtroepen, de transportvliegtuigen en Nederlandse koopvaardijschepen die daarvoor bestemd waren, waren immers foetsie. Dit heeft waarschijnlijk grote invloed gehad op het verloop van de Battle of Britain. De bevelhebbers van de Luftwaffe hebben in ieder geval na de oorlog verklaard dat ze de verliezen in Nederland nooit te boven zijn gekomen. Uiteindelijk had de capitulatie een gouden randje voor mijn familie en dan vooral voor mijn oudoom, die op 14 mei 1940 11 jaar oud was geworden. Die verjaardag was de ergste uit zijn leven: zijn grote broer was in ieder geval vermist en waarschijnlijk dood. Maar nog geen week later kregen ze bericht dat mijn opa toch nog leefde en kon hij hem weer zien. Het Nederlandse leger vocht totaal onvoorbereid en met veel te weinig materieel tegen Goliath. Ze hebben een indrukwekkend resultaat bereikt dankzij de analyse van Reijnders en Winkelman, die het weinige budget dat ze hadden optimaal hebben ingezet. Op dit moment heeft het leger ook een heel klein budget, maar de analyse van wat echt nodig is en waar echt geld voor vrijgemaakt moet worden mis ik wel een beetje. Als je als land deel wil nemen aan vredesoperaties en weet dat de volgende oorlog grotendeels een cyberoorlog zal worden, zou het misschien de moeite waard zijn om na te gaan wat je personeel dan nodig heeft om hun werk te kunnen doen.

 

 

 

Be the first to comment on "10 mei 1940 – Duitse invasie van Nederland"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*