Ene J. Renema schreef een artikel op Publieke Tribune waarin hij of zij zogezegd mijn blunders aankaart.
De auteur begint met mij te betichten van “feitelijke onjuistheden”, die deel zouden zijn van een artikel over het Mauritshuis. De meer gedetailleerde documentatie van deze feiten, zijn echter opgenomen in dit vervolgartikel dat door J. Renema is genegeerd. Daarin staat wat en wanneer er precies vanuit het Mauritshuis over slavenhandel is gecommuniceerd. De feitelijkheden die volgens die schrijver onjuist zouden zijn, staan er overzichtelijk opgesomd.
Foutieve weergave van argumenten
Ook de reconstructie van mijn argumentatie is onjuist. Ik citeer:
“1.) Marxisten geloven in morele vooruitgang. 2.) Hier zie ik een groep die blijk geeft van geloof in morele vooruitgang. 3.) Dus moeten zij marxisten zijn.”
Het was Marx uitdrukkelijk niet te doen om een morele verbetering, gezien veranderingen in de moraal altijd staan of vallen met veranderingen in de economische organisatie van een samenleving oftewel de kapitaalstructuren. In Die deutsche Ideologie en Die heilige Familie rekende Marx af met wat hij noemde socialisme op een morele grondslag, ofwel ethisch socialisme. Hardcore marxisten zagen moralistische socialisten als “nuttige idioten”: werkelijk socialisme kon alleen ontstaan door het toe-eigenen van de productiemiddelen.
Sowieso waren er naast het marxisme vele stromingen en intellectuelen die uitgingen van vooruitgang, zoals het positivisme. Ook Condorcet en J.S. Mill ontvouwden vooruitgangsgedachten: in Renema’s redenering zouden ook zij met marxisme besmet zijn. Deze drietrapsraket is evident absurd en kan hooguit dienen als stropop, een afleidingsmanoeuvre die de lezer op het verkeerde been zet.
Waar het in werkelijkheid om gaat is dat de marxistische dialectiek – geschiedenis als strijd tussen onderdrukkers en onderdrukten – uit de economische sfeer is gehaald en is overgezet naar andere sociale discussies.
Ad hominem
“Van sommige mensen met een doctorstitel vraag je je af hoe zo daar ooit aan gekomen zijn. Sid Lukkassen is er zo een.” We lezen hoe de auteur opent met een gigantische ad hominem – hij of zij gaat immers niet in op mijn proefschrift maar op een kleine nevenpublicatie. Op deze wijze zou geen enkel gepromoveerd academicus ooit een fout mogen maken. Maar buiten dat berust de ‘fout’ bekritiseerd in het artikel op een onjuiste reconstructie van mijn argument.
“Hoewel je vast bij clubs als de Internationale Socialisten nog hier en daar iemand kunt vinden die in het marxisme gelooft, lijkt het me onwaarschijnlijk dat de meerderheid van de mensen die iets aan zo’n standbeeld willen veranderen dat willen doen omdat zij geloven dat ze gedreven worden door de dialectiek tussen kapitaal en arbeid.”
De auteur legt hier mijn artikel verkeerd uit. Sowieso is het voor het marxisme irrelevant in hoeverre de actoren zich van hun drijfveren bewust zijn – immers niet het handelende individu maar de voortstuwende economische dialectiek is de ware actor. Het gaat erom dat Marx’ historische dialectiek uit zijn aanvankelijke economische verband is gerukt, en in een nieuwe vorm van culturele tegenstellingen wordt toegepast. Dit is wat de overgang van orthodox marxisme op cultuurmarxisme aanduidt, en hierom spreekt Antonio Gramsci niet van kapitalisten versus proletariërs, maar van hegemonie versus ondergeschikten. Ik schreef dan ook:
“Niettemin houdt de populaire cultuur marxistische denkbeelden in leven: omdat de koloniale periode en de slavernij zo makkelijk passen in de marxistische analyse van uitbuiting, onderdrukking en meevoelen met de ‘underdog’.”
Inconsequentie
De auteur is bovenal inconsequent. “Ik zal dan ook niet in gaan op Lukkassen’s nogal rammelende begrip van het marxisme, want dan geven we hem precies wat hij wil, namelijk dat de discussie daar over gaat.” Los van het feit dat het niet “Lukkassen’s” maar “Lukkassens” is en dat het woord “nogal” hier overbodig is, mag het debat kennelijk niet gaan over marxisme, maar moet deze gaan over het beschadigen van mij als persoon. Vervolgens rammelt de schrijver namelijk zélf door over het marxisme, waarbij hij negeert dat juist Hans-Joachim Störig in zijn filosofiehandboek onderstreept hoezeer de economische afhankelijkheidsrelaties het wezen van de geschiedenis domineerden, volgens de geschriften van Marx. Renema is evident gericht op het aanrichten van reputatieschade: hij valt immers mij aan in plaats van een antwoord te bieden op Störigs constatering.
Vervreemding
Terecht kunnen we zeggen dat het kapitalisme een wijze was om productie te organiseren, die specifiek eigen was aan de moderne tijd, in die zin dat fabrieken een rol aan het kapitaal gaven die in de feodale en archaïsche economie onvoorstelbaar was.
Dat doet echter niets af aan het punt dat deze economische relaties volgens Marx wezenlijk vervreemdend waren, en dat daarmee de geschiedenis tot dusver vervreemdend was aan het wezen van de mens. Dat is voortbordurend op het standpunt van Rousseau, volgens wie de geschiedenis begon met het vastleggen van het onderscheid tussen mijn en dijn. “Allen snelden naar hun ketenen”, zo schrijft hij, want allen hadden weliswaar hun leven te verliezen, maar alleen de rijken ook hun bezit. Marx bouwt hierop voort (zoals hij expliciet aangeeft in het slotstuk van Zur Judenfrage). Het industriële kapitalisme maakte deze vervreemding enkel meer dan eerder zichtbaar, tot op het punt dat de situatie (volgens Marx en Engels) onhoudbaar zou worden.
Kapitaal overvleugelt arbeid
De redenering ‘dat ik niet zou begrijpen wat het kapitalisme voor Marx betekende’, is zodoende oppervlakkig en (b)lijkt te berusten op een kwaadwillende lezing. Er zijn er die twijfelden of Marx zélf wel wist wat hij met zijn kapitalismekritiek bedoelde. Hannah Arendt is één van hen, lezen wij in The Human Condition. Marx definieert de mens als werkend wezen, maar vervolgens zou de vervolmaking van de productietechniek in de heilstaat de mens in dit typisch menselijke kunnen voorbijstreven. De doorontwikkeling van het kapitaal dreigde het menselijke arbeidsvermogen overbodig te maken, constateerde zij. Oftewel het kapitaal wordt dusdanig autonoom dat het de mens uiteindelijk bevrijdt van haar noodzaak tot arbeid – in hoeverre kan een wezen dat voor vervulling is aangewezen op arbeid, dan nog wezenlijk ‘vrij’ worden genoemd?
Paradox over wetmatigheden
Enerzijds is waarheid voor Marx een sociaal construct, anderzijds is de geschiedenis te vatten in vaste wetten, analoog aan de natuurwetenschap.
Het bovenstaande is ingebracht als argument om mij aan te vallen. Ten beste is het een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid: een paradox die beter kan worden gepresenteerd als vraag.
Waarheid is voor Marx een sociaal construct, in die zin dat wij mensen voortdurend en bovenal met elkaar in afhankelijkheidsrelaties staan, waarbij het heersende bewustzijn altijd een afspiegeling is van de heersende productieverhoudingen. Zoals Marx zelf schrijft: “Milton schreef Paradise Lost vanuit dezelfde noodzaak waarmee een zijderups zijde spint.” Dit brengt met zich mee dat verschillende economische klassen verschillende waarheden aanhangen en uiteindelijk is bij de grote Kladderedatsch de geschiedenis de bepalende scheidsrechter.
Nieuwheid
Wat hier meespeelt is het fenomeen van nieuwheid: wij mensen denken vooruit en nemen herinneringen mee. Dus als wij zien aankomen wat eerder is voorspeld, reageren wij er op een nieuwe wijze op, die net afwijkt van de voorspelling. Op deze wijze kan de aankondiging van de proletarische revolutie nooit definitief worden weerlegd – het wordt iets dat zich in de praktijk moet bewijzen, zoals Marx benadrukte. Iets dat vanaf zijn aankondiging in de lucht hangt.
Nieuwheid maakt het subjectieve sociale gedrag van mensen tot de toeststeen van diezelfde historische wetten, die nu juist als onveranderlijk en ‘in steen gebeiteld’ werden verklaard. Het is sowieso een lastige vraag voor marxisten, of zij vanuit een eigen onbevangen reflectie tot hun revolutionaire voorspellingen gekomen zijn. Vanuit de basis-bovenbouw doctrine redenerend, is er immers niet zoiets als een onbevangen reflectie: wiens brood men eet, diens taal men spreekt.
Grote sprongen, snel thuis
Om nog een voorbeeld van deze oneerlijkheid te tonen:
De klok die Lukkassen hier heeft horen luiden is dat Marx geloofde dat de waarheden die anderen verkondigden sociale constructies waren. Dat laatste is belangrijk, omdat het laat zien dat Lukkassen het verschil tussen moderne denkers en postmoderne denkers niet begrijpt.” (cursivering van Renema)
Het eerste deel van die bewering is een gissing van de auteur – nergens heb ik dat gesteld. Het tweede deel klikt die speculatie vast aan nóg een eigen oordeel van de schrijver, waarvoor evenmin bewijs bestaat. Dit soort “grote sprongen, snel thuis” retoriek dient om mensen te behagen die de discussie zelf niet kunnen volgen, maar die zich gerustgesteld voelen als iemand hen wijsmaakt dat hij mij onderuit zou hebben gehaald.
Klassenstrijd en revolutie
Het laat allemaal onverlet dat volgens Marx ieder cultuurgoed door economische afhankelijkheidsrelaties zou worden bepaald – daarmee komt de objectieve status van de historische wetten die hij constateert op losse schroeven. Tenzij Marx meent dat hij qua economische positie en dus qua waarneming gelijkstaat aan de klasse die voorbestemd zou zijn om de klassenstrijd te winnen, en daarom de waarheid aan zijn kant heeft. Hierin ligt de oplossing van de paradox. Zoals ondersteund door Marx’ tweede stelling over Feuerbach:
De vraag of aan het menselijk denken objectieve waarheid mag worden toegekend, is geen theoretische, maar een praktische. De mens moet de waarheid, d.w.z. de werkelijkheid en de macht, het aardse karakter van zijn denken in de praktijk bewijzen. De strijd over de werkelijkheid of niet-werkelijkheid van het denken, dat volledig losstaat van de praktijk, is een zuiver scholastische kwestie.”
Cultuurmarxistisch activisme is een hoax? I think not. Zie de derde stelling:
“De materialistische leer over de verandering van de omstandigheden en de opvoeding vergeet dat de omstandigheden door de mensen worden veranderd en de opvoeder zelf opgevoed moet worden. Deze leer moet daarom de maatschappij in twee delen splitsen, waarvan het ene deel boven het andere verheven is. Het samenvallen van het veranderen van de omstandigheden met de menselijke activiteit oftewel zelfverandering kan enkel als revolutionaire praktijk worden opgevat en rationeel begrepen.” (cursivering van Marx)
Tot besluit
We kunnen wel bronnen, feiten en citaten blijven aanvoeren, maar daarom is het bloggers als Renema uiteindelijk niet te doen. Diens gezwollen taalgebruik moet de onvolledige documentatie van de schrijver verbloemen. Hij/zij schrijft niet over “redeneerfouten” maar over “meest elementaire redeneerfouten”; niet over “gebrekkige feitenkennis” maar “gebrekkige basale feitenkennis”. Het is zoals een onervaren boxer die te gretig is en daarom de partij verliest. Dolblij dat hij zijn tegenstander heeft aangeslagen, haalt hij met zo’n omhaal uit dat de ander alsnog op tijd ontwijkt. Het afgemeten en elegante riposteren is hij in de intellectuele arena niet meester, maar is puur uit op beschadigen. Zo blijkt wel uit de afsluiter, waar hij weliswaar Prosmans theologische kritiek noemt maar niet mijn weerwoord op die kritiek.
Voor zover dat nog niet duidelijk was: dit is een reactie van Sid Lukkassen op het stuk ‘de blunders van Sid Lukkassen‘
het is altijd goed om ook de reacties op je artikelen te publiceren, maar het feit dat het een reactie op een van jouw stukken is blijkt pas helemaal onderin. En mensen met hersens lezen niet zover door. Geef dan dus ook bovenin aan dat het stuk een reactie is op …
En zet er dan even bij dat de heer Lukkassen in de TPO schrijft, zo’n beetje de Telegraaf van het Internet.
Het stuk van de heer Renema blinkt inderdaad uit in inhoudsloze aanvallen op de persoon. Ben blij met deze overtuigende weerlegging van Lukkassen.