Vandaag kwam het nieuws binnen dat het de artsen gelukt is om een deel van hun autonomie terug te winnen: zorgverzekeraars mogen niet meer via financiële prikkels bepalen welke behandeling een arts voorschrijft. Dat is een overwinning voor de kwaliteit van de zorg, omdat verschillende patiënten verschillende behandelingen nodig hebben.
Deze gebeurtenis is volgens mij onderdeel van een bredere ontwikkeling. Steeds meer beroepsgroepen komen in opstand tegen de manier waarop de overheid ze aanstuurt. Met name in de hogere beroepen lijkt er iets te broeien: wetenschappers, rechters en nu dus artsen hebben in de afgelopen jaren allemaal via manifesten, actiegroepen en demonstraties hun onvrede geuit. Telkens is het doelwit hetzelfde: men protesteert ertegen dat de overheid zijn macht over deze groepen uitbreidt. Vaak gebeurt dat via iets wat ‘marktwerking’ genoemd wordt maar wat eigenlijk neerkomt op het verschuiven van de macht van de uitvoerders naar schimmige tussenpersonen, in dit geval de zorgverzekeraars. Tegen deze manier van beleid maken lijkt nu een tegenbeweging in opkomst te zijn.
Ik denk dat in deze ontwikkeling de potentiële redding voor de PvdA zit. Onze partij staat inmiddels al een flinke tijd op negen zetels, en het is duidelijk dat we iets zullen moeten doen om daar wat aan te veranderen. Deze ontwikkeling moet zijn politieke thuishaven bij de PvdA vinden, omdat het een klassiek geval van verbinding tussen hoog en laag is. Immers: de door de overheid opgelegde perverse prikkel om zoveel mogelijk rechtszaken af te handelen is op geen enkele manier verschillend van de perverse prikkel die een schoonmaker krijgt om in zo min mogelijk tijd zoveel mogelijk klaslokalen schoon te maken.
De sociaaldemocratie floreert op het moment dat de middenklasse duidelijk gemaakt wordt dat hun belangen dezelfde zijn als die van de arbeiders, en dat is hier duidelijk het geval. Bij de zusters en de schoonmakers spelen dezelfde problemen als bij de leraren en de rechters, en er is geen enkele politieke partij die dat benoemt. Als je iedereen die in (semi-) overheidsdienst werkt bij elkaar kunt krijgen op een programma van het teruggeven van de school aan de leraar, van de rechtbank aan de rechter, en van het ziekenhuis aan de zuster, dan zit daar een zeteltje of dertig, veertig in. De grieven die deze mensen hebben zijn zo identiek, zo herkenbaar, en zo concreet, dat je geen Martin Bosma nodig hebt om die in simpele bewoordingen in het parlement naar voren te schuiven.
Dat vereist echter wel dat er binnen de partij wat verandert: we moeten af van onze voorliefde voor overheidsbeleid. De neiging van de PvdA om vanuit het bestaande te denken is bijna ziekelijk, en maakt het onmogelijk om de politieke agenda te bepalen. Daarvoor is het immers nodig dat je de problemen benoemd, en als je altijd vanuit de bestuurder denkt kan dat niet. Wat we moeten inzien is dat de overheid ook veel slechts kan bereiken. In de afgelopen jaren is het overheidsbeleid erop gericht geweest om via pseudo-markten verantwoordelijkheid af te schuiven. Het resultaat is telkens hetzelfde geweest: teruglopende kwaliteit, meer eenheidsworst want minder autonomie, en zowel ontevreden werknemers als ontevreden ‘klanten’. Als we voor alle Nederlanders kunnen spreken die dat een probleem vinden, dan zijn we er zo weer bovenop.
Van mij mag de Partij Van De Arbeid, verandert worden in Partij Van De Armoede. Er is steeds minder werk en de armoede wordt groter. Maak nieuwe beleidsplannen en anticipeer op de komende, wat mij betreft zo snel mogelijk, verkiezingen