Beurzengekte

Vroeger was alles beter.

Eerder deze maand is bekend gemaakt dat ik een zogenaamde Rubicon-beurs binnengehaald heb. Dat is een beurs voor talentvolle jonge onderzoekers die ergens in het buitenland aan het werk gaan. Ik ben daar natuurlijk hartstikke dolblij mee; deze beurs is een mooie boost voor mijn carrière.

Toch is er een klein puntje waar ik mij zorgen om maak. Er gaat namelijk ongelofelijk veel werk zitten in het schrijven van zo’n subsidieaanvraag, en er zijn heel veel mensen die zo’n beurs willen hebben. Dat betekent dus, dat een heleboel mensen een heleboel werk verzetten, waarvan het grootste deel verspild is, puur en alleen om te bepalen welke wetenschap we met z’n allen gaan doen. Dat klinkt niet heel efficiënt.

Hoeveel werk er precies verspild wordt, is makkelijk te schatten. Het heeft mij ongeveer een maand gekost om mijn aanvraag te schrijven. Voor deze beurs wordt ongeveer een op de zes aanvragen gehonoreerd; dat is dus zes maanden werk per toegekende beurs. Aangezien de beurs voor twee jaar maximaal is, kom je erop uit dat 25% van de werktijd die toegekend wordt door de beurs, al is opgegeten door het schrijven ervan!

En dit is dan nog voor een kleine, Nederlandse beurs. Nederland is volstrekt no-nonsens vergeleken bij Europa. Ik heb Europese beursaanvragen ingezien waarvoor het nodig was om pakken papier in te dienen, waarin alle manieren waarop de aanvrager door de universiteit gefaciliteerd zou worden in pijnlijk detail uitgespeld moesten worden. Europa had immers in zijn oneindige wijsheid besloten dat we er niet van uit konden gaan dat jonge wetenschapper een computer-account, kantoorruimte en toegang tot de universiteitsbibliotheek zouden krijgen.

Kortom: het systeem is vrij inefficiënt. Wat is hier aan de hand? Volgens mij is het een unholy alliance tussen twee op zichzelf redelijk eisen. Links heeft dank zij toenemende sociale mobiliteit de universitaire herenklub van vroeger doorbroken. Honderd jaar geleden, toen de hele elite nog uit hetzelfde milieu kwam, kon je als hoogleraar gewoon even op de koffie bij de minister om om extra geld te vragen. Zo werkt het gelukkig niet meer. Uit naam van de gelijkheid moeten degene met de beste ideeën voorrang krijgen. Tegelijkertijd eist rechts efficiëntie. Gemeenschapsgeld moet goed besteed worden. Het spookbeeld is dat van de organisatie waarin iedereen kan doen wat hij wil, omdat bijna niemand inhoudelijk in staat is om de ander te controleren.

Deze twee eisen zijn allebei redelijk, maar het probleem is dat ze samen een systeem veroorzaken waarin het gedane onderzoek in steeds groter detail gespecificeerd moet worden. De manier waarop onderzoekers omgaan met subsidieaanvragen doet mij altijd aan het oude grapje uit de Sovjet-Unie denken: “Wij doen alsof we werken, en zij doen alsof ze ons betalen”: er is een wederzijdse aanname dat de essentie van het proces is om elkaar voor de gek te houden.

Dit hele probleem wordt nog eens op scherp gezet door het feit dat we wereldwijd steeds meer wetenschappers opleiden, maar er tegelijkertijd niet meer banen in de wetenschap bij komen. Daarmee wordt het binnenharken van subsidies ook nog eens een belangrijke carrièrestap voor de individuele onderzoeker. Toen ik laatst mijn CV aan het updaten was werd mij verteld dat ik niet m’n artikelen, maar m’n grants bovenaan moest zetten, wat alles zegt over het relatieve belang dat er aan die twee gehecht wordt. Zo ontstaat ook nog eens een zelf-versterkende cirkel, die haaks staat op de oorsponkelijke, egalitaire aannames van het systeem: je bent succesvol, waardoor je meer grants krijgt, waardoor je succesvol bent, etcetera. Niet meedoen is dus geen optie.

Kortom, een systeem dat opgezet is om efficiënt en eerlijk te zijn is geen van beide. Toch merk ik dat het bijna onmogelijk is om aan een alternatief te denken. We zijn zo gewend aan concurrentie als manier om middelen te alloceren dat we ons amper iets anders kunnen voorstellen. Als je voorstelt om wetenschappers meer financiële speelruimte te geven, dan beginnen mensen gelijk te praten over de ingeslapen faculteiten van de jaren ’80.

Voor de duidelijkheid: dit alles is geen kritiek op NWO, mijn subsidiegever. Zij doen immers precies wat de maatschappij wil: ervoor zorgen dat er een of ander proces is dat wetenschappers selecteert en ze op basis van die selectie geld geeft. Ze zijn er bovendien nog vrij goed in ook: ze geven workshops over hoe je dit soort aanvragen schrijft en ze hebben duidelijke instructies online staan; in Engeland is het laatst gebeurd dat een aanvraag werd afgewezen omdat het verkeerde lettertype was. Kortom: ze doen er alles aan om het proces zo eerlijk mogelijk te maken. Maar een eerlijk, goed begeleid proces dat 25% van de tijd van wetenschappers kost, is nog steeds een probleem.

Hoe het verder moet, weet ik ook niet. De competitie in de wetenschap is dolgedraaid, maar het is onduidelijk welk ander organiserend principe er voor in de plaats zou moeten komen. Tijd voor een weldoordacht alternatief!

Heb je genoten van dit stuk? Steun mij dan op Patreon. Je kunt ook nog meedoen aan de Publieke Tribune stukjesschrijfwedstrijd.

Be the first to comment on "Beurzengekte"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*