Vandaag, 1 augustus 2016, werd bekend dat Piet de Jong vorige week overleden is, op de respectabele leeftijd van 101 jaar. Het is de moeite waard om daarbij stil te staan, omdat De Jong van 1967 tot 1971 leiding gaf aan wat ik eerder het meest linkse kabinet genoemd heb dat Nederland ooit gekend heeft, terwijl het in zijn tijd juist het image van een rechts kabinet had. Dat het zich toch ontpopte als het meest linkse kabinet dat Nederland ooit gehad heeft, was dan ook niet vanwege de intenties van het kabinet, of vanwege de retoriek, maar vanwege de door dat kabinet gerealiseerde wetgeving.
Op sociaal terrein kwam de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten tot stand, de Wet Sociale Werkvoorziening en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Ook de bevoegdheden van de ondernemingsraden werden uitgebreid. Er waren ook veel hervormingen op immaterieel terrein: crematie werd juridisch gelijkgesteld aan begraven, de strafbaarstelling van het ter beschikking stellen van voorbehoedmiddelen werd opgeheven, artikel 248bis van het Wet boek van Strafrecht dat discriminerend was voor homoseksuelen werd ingetrokken en echtscheiding werd mogelijk gemaakt op basis van duurzame ontwrichting van het huwelijk, zonder dat er sprake hoefde te zijn van reëel of fictief overspel.
Er kwamen ook een aantal milieuwetten: de Natuurbeschermingswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, en de Wet inzake de Luchtverontreiniging. Het meest spectaculair was nog wel de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB), die studenten en medewerkers vergaande invloed op het universitair bestuur gaf. Pikant daaraan was dat de PvdA hier in de Tweede Kamer tegenstemde, omdat het allemaal niet ver genoeg ging, terwijl later PvdA-minister Ritzen de wet zou vervangen door de veel minder vergaande Wet Modernisering Universiteitsbestuur.
Wanneer je ziet wat er onder De Jong allemaal tot stand kwam, steken de prestaties van het kabinet Den Uyl daar maar mager bij af, al heeft dat de naam het meest linkse kabinet ooit te zijn geweest. Maar het verzandde in ondoorgrondelijke conflicten rond bureaucratische projecten als de grondpolitiek en de vermogensaanwasdeling. Het kabinet De Jong had het gras voor de voeten van het kabinet Den Uyl had weggemaaid.
Dat gebeurde allemaal niet omdat het kabinet zo links was, hoewel de minister van Financiën van destijds, Johan Witteveen – later directeur van het IMF – zich nog steeds roert in het publieke debat, en daarbij posities inneemt die duidelijk linkser zijn dan van de ‘rode ingenieurs’ Samsom en Dijsselbloem. Als lid van de Soefi beweging was hij ook de eerste moslim-bewindsman in Nederland. Hij was ook een kleinzoon van Wibaut, de profeet van het wethouderssocialisme.
De Jong was een uitgesproken pragmaticus. Toen hem een keer door een pesterige journalist gevraagd werd wat hij van pornografie vond, toen nog een heet hangijzer, antwoordde hij dat dat heel goed hielp tegen zeeziekte. En hij lichtte toe dat hij als kapitein op een onderzeeër wanneer iemand zeeziek werd, altijd ‘zo’n boekje’ verschafte, want dan was het zo weer over.
Tijdens het kabinet De Jong was er een rechtse meerderheid in de Tweede Kamer, maar domineerde links het ideologische debat. Sinds de komst van Provo was er een grote ideologische gisting. Bij de verkiezingen van 1967 veroverde D’66 vanuit het niets zeven zetels, binnen de PvdA roerde Nieuw Links zich, binnen de KVP splitste de ppR zich af, waar ook AR-leden zich bij aansloten. De ene universiteit na de andere werd bezet. Onder politiek geïnteresseerd studenten gold je als PvdA-lid echt als heel rechts.
Het laat zien dat om wat te bereiken ideologische dominantie misschien wel belangrijker is dan goede verkiezingsuitslagen. Dat idee had ik vijftig jaar geleden ook al. In februari 1969 schreef ik mijn eerste artikel in Socialisme & Democratie. Daarin twijfelde ik aan het realiseren van een linkse meerderheid. Maar ik verwachtte dat men ook in de toekomst vanuit de oppositiebanken voldoende druk op zwakke rechtse regeringen zou kunnen uitoefenen om socialistische verlangens te realiseren.
De daarvoor noodzakelijke ideologische dominantie van links is echter in de jaren tachtig in zijn tegendeel verkeerd. In plaats daarvan is de ideologische dominantie van rechts gekomen, waardoor ook regeringen waar de PvdA in is vertegenwoordigd juist eraan meewerken vroeger socialistisch beleid teniet te doen, onder de misleidende term ‘hervormingen’.
Maar er is licht aan het eind van de tunnel. Er is grote onvrede over de werkloosheid in Europa, de steeds toenemende ongelijkheid, en de absurditeiten van het neoliberalisme, zoals elkaar beconcurrerende postdiensten die steeds minder brieven te bezorgen hebben en daarom hun medewerkers steeds slechter betalen.
Het protest daartegen heeft vorm gekregen in de occupy beweging en in nieuwe bezettingen van universiteitsgebouwen. In Griekenland en Spanje zijn nieuwe linkse partijen tot wasdom gekomen, in Amerika heeft Bernie Sanders de rechtse Hillary Clinton tot grote concessies kunnen bewegen. Ook Trump onderscheidt zich van de mainstream Republikeinen door links programmapunten, hoe bedreigend zijn mogelijke verkiezing ook voor de stabiliteit in de wereld is. In Groot-Brittannië geeft Jeremy Corbyn prioriteit aan het ontwikkelen van een links profiel boven de jacht op ministerszetels, en ja hoor, we horen van Theresa May linkse geluiden die we van de conservatieven sinds links zijn ideologische dominantie is kwijt geraakt niet gehoord hebben.
In Nederland heeft de SP onder Jan Marijnissen een krachtige opmars gemaakt, maar dat is onder Emiel Roemer een beetje ingedut. Jesse Klaver probeert nu de zaak op te poken, maar zijn eerdere steun aan Jolande Sap roept de vraag op of hij het allemaal wel echt meent. Er zijn dus nog steeds kansen voor de PvdA. Maar dan moet men eigen ideeën ontwikkelen, en niet aan de hand lopen van het CPB en de staf van het ministerie van Financiën. De periode De Jong laat zien dat ideologische dominantie soms meer vermag dan ministerszetels.
Be the first to comment on "In Memoriam Piet de Jong, leider van het meest linkse Nederlandse kabinet ooit"