In 1348 bereikte de pest Engeland, via Weymouth. We weten niet precies hoeveel mensen op dat moment op het eiland woonden en hoeveel er zijn gestorven. Maar waarschijnlijk tussen de 25 en 50% van de totale bevolking. Als je uitgaat van 17 miljoen Nederlanders zijn dat tussen de 4,25 en 8,5 miljoen mensen. Onwaarschijnlijke en onvoorstelbare aantallen. De sterfte onder de gewone bevolking was veel hoger dan die van de elite en geestelijken: boeren konden niet vluchten voor de epidemie of zich terugtrekken, ze waren vaak ondervoed en hadden dus al een slechtere conditie en hadden geen toegang tot goede zorg. Het eerste gevolg van de epidemie was een tekort aan landbewerkers. Bijna automatisch stegen de lonen, maar in de Middeleeuwen bestond economie nog niet als vak om dit uit te leggen. De elite zag de stijging van de lonen als ‘moreel verval’: het was een teken van muiterij en die moest de kop ingedrukt worden. Er werden wetten aangenomen om loonsverhoging en inflatie te voorkomen. Intussen werd de belastingdruk steeds hoger en in 1381 barstte de bom in Kent en Essex toen een groep opstandelingen onder leiding van Wat Tyler vanuit Canterbury naar Londen trok om te protesteren tegen hun situatie en een voor hen onbetaalbare belastingmaatregel.
Eigenlijk is het heel simpel: in sommige gebieden was 80% van de boeren gestorven en in andere gebieden nog geen 20%. Dus een landeigenaar die veel mensen kwijt was wilde de mensen die zijn land bewerkten houden en mensen van elders aantrekken. Dat kon alleen door een hoger loon te betalen. Er werden wetten aangenomen (in 1349 de Ordinance of Labourers en in 1351 de Statute of Labourers) die boeren en arbeiders verboden om elders naar beter betaald werk te zoeken, die verboden om hogere prijzen te rekenen voor voedsel en producten dan de prijzen van 1346 en die iedere boer of arbeider onder de 60 verplichtten om te werken. Invaliditeit was geen geldig excuus, als je niet genoeg geld had om van rond te komen moest je werken, liefdadigheid voor luiaards was verboden. De straffen op overtredingen waren hoog, maar de lonen stegen gestaag en de mobiliteit kwam steeds meer op gang. De regering greep hard in. Na 1360 begon de overheid steeds harder te straffen en kwam er een heel systeem voor opsporing. Maar landeigenaren werden nauwelijks aangepakt, alleen de arbeiders. Als een arbeider weigerde te werken voor een laag loon kon zijn baas de overheid erbij halen en werd de persoon gebrandmerkt of de gevangenis ingegooid. Werd iemand gepakt omdat hij voor een andere baas ging werken voor een hoger loon, dan werd alleen de arbeider gestraft. Geen wonder dat dit kwaad bloed zette.
De regering had nog een tweede probleem. Er was nog steeds oorlog met Frankrijk (de Honderdjarige Oorlog) en er kwam veel minder geld binnen. Voorheen werd voornamelijk belasting geheven op verhandelde goederen en vee: winstbelasting. Nu introduceerde de regering een nieuwe belasting: ieder huishouden moest 4 pence betalen. Veel armen die voorheen nooit belasting hoefden te betalen werden nu geconfronteerd met een enorme rekening die ze vaak niet konden betalen. Op 30 mei 1381 probeerde John Bampton namens de koning onbetaalde belasting te innen in Brentwood. Dit leidde tot een enorme vechtpartij en al snel breidde de onrust uit naar het hele zuidoosten. Overal werden overheidsgebouwen aangevallen en documenten werden verbrand.
Wat de bevolking wilde was een belastingverlaging, een einde aan de horigheid, een einde aan de arbeidswetten en een einde aan de willekeurige vervolging. Een grote groep onder leiding van Wat Tyler begon aan een mars op Londen. We weten niet veel van deze Tyler (zelfs niet of het zijn naam was). Gezien zijn naam was hij waarschijnlijk dakdekker (tyler – roof tiler) en dus een ambachtsman. Op 14 juni bereikten de opstandelingen, naar schatting 100.000 man, Londen. Ze verwoestten het paleis van Jan van Gent (John of Gaunt), één van de voogden van koning Richard II (die was in 1381 14 jaar oud en al 4 jaar koning). Hij hoorde bij de rijkste en machtigste mannen van het land. Ook doodden ze de Lord Chancellor (tevens aartsbisschop van Canterbury), Simon Sudbury, en Robert Hales: hij was de Lord Treasurer en verantwoordelijk voor de belastingen. Overal verwoestten ze archieven, die nodig waren om belasting te innen. Ze openden gevangenissen omdat daar volgens hen nauwelijks boeven zaten, maar voornamelijk onfortuinlijke burgers.
Op 15 juni begon Richard II onderhandelingen met de opstandelingen bij Mile End. In eerste instantie ging hij akkoord met hun eisen, maar dan moest wel iedereen weer terug naar huis gaan. Duizenden mannen gaven gehoor aan die oproep en vertrokken, een harde kern bleef over. Door op de eisen in te gaan, won Richard tijd. Het merendeel van zijn troepen was in het noorden van Engeland toen het oproer begon en die waren bijna bij Londen. Al snel waren de mannen van Tyler omsingeld. Richard trok zijn beloftes in en Tyler werd gedood. In de maanden erna bleef het onrustig, en veel belastinginners kwamen om het leven. De koning stuurde zijn troepen het land in om alle opstandelingen op te sporen en uit te schakelen en in november waren naar schatting al 1500 oproerkraaiers gedood.
Uiteindelijk bleken de inspanningen van de regering tevergeefs, de economische wetmatigheden waren sterker dan hun pogingen om het tij te keren. Hoewel veel mensen vonden dat de jonge koning Richard II de zaken bekwaam en veelbelovend had opgelost. Helaas voor hen was Richard II de rest van zijn carrière op zijn zachtst gezegd onbekwaam en in 1399 werd hij afgezet en opgesloten in de Tower of Londen. Tegen die tijd waren er nauwelijks nog horigen in Engeland. Dit leidde tot een verlies aan inkomsten bij de elite en hun eigen landerijen leverden vaak te weinig geld op om hun levensbehoeften te bekostigen. Daarom begonnen ze steeds meer om zich heen te kijken naar nevenfuncties. Vooral overheidsbaantjes als parlementslid of sherrif waren populair. Met als mooie bijkomstigheid dat je je kon laten betalen door mensen die graag iets voor elkaar wilden krijgen. En zo kreeg de bevolking te maken met een verhoogde belasting in de vorm van structurele corruptie en werd geld de smeerolie van de samenleving. Het doet me denken aan het motto van de explosieve opruimingsdienst van het Nederlandse leger in Afghanistan: semper idem, semper penis (altijd hetzelfde, altijd de lul).
Be the first to comment on "30 mei 1381 – Begin Engelse boerenopstand"