5 juli 1917 – Einde aan het aardappeloproer van Amsterdam

Een leger marcheert op zijn maag, Napoleon zei het al en hij had natuurlijk gelijk. Maar al het eten aan het leger geven is geen oplossing, want ook de bevolking heeft eten nodig. Voldoende eten en drinken is de zwakke plek van mensen. In geval van nood kun je heel lang doen met versleten kleding of slechte huisvesting, want je gaat er niet meteen dood aan. Als je te weinig voedsel en/of drinken hebt houdt het op een gegeven moment gewoon op. En vlak voor dat moment willen mensen nog wel eens in opstand komen. De meeste mensen hebben geen revolutionaire neigingen, omdat ze domweg te veel te verliezen hebben. Ze vinden het belangrijker dat hun kinderen nu te eten hebben, dan dat er – bijvoorbeeld – persvrijheid is. Op het moment dat er geen eten is vindt de activist die het beste betoogt dat iedereen genoeg te eten zal hebben als er maar persvrijheid is wel gehoor. Persvrijheid in plaats van eten zal het nooit halen. Het revolutiejaar 1848 volgde na een hongersnood. De Russische revolutie van 1917 begon met voedselrellen. En hoewel de Grieken niet massaal verhongeren op dit moment, zijn steeds meer mensen niet meer in staat om voor hun gezinnen te zorgen. In Nederland stonden we op het randje van revolutie in 1918, maar het eten en de betere vooruitzichten kwamen net op tijd. Mensen zagen licht aan het einde van de tunnel, maar daar gingen heel wat rellen en ellende aan vooraf. In Griekenland zijn die lichtpuntjes niet te zien en hebben de kiezers nu aangegeven dat een onzekere situatie alleen maar beter kan zijn dan de ellendige situatie waar ze nu in zitten. 

In het verleden kon een leger bij korte veldtochten foerageren: leven van het land. Het leger trok van a naar b en tussen die 2 plekken werden voedsel, brandstof en andere materialen simpelweg opgeëist van de lokale bevolking. Daarom werden oorlogen vroeger gevochten tussen de lente en de herfst. In de vroege lente plantten de mannen de gewassen, daarna gingen ze vechten en in de herfst kwamen ze weer terug om de gewassen te oogsten die nodig waren om weer een jaar te overleven. Foerageren was vaak een eufemisme voor plunderen en had als bijkomend voordeel dat de tegenstander werd vernederd en het moraal naar beneden ging. Veldslagen vocht je dan ook bij voorkeur uit bij de ander. Maar tijden veranderen en al snel duurden oorlogen jarenlang. Mannen konden niet even tussentijds naar huis om te helpen met zaaien of oogsten en om het leger te bevoorraden waren bevoorradingslijnen nodig.

Die lijnen waren bij voorkeur zo kort mogelijk, want bevoorradingslijnen waren kwetsbaar. Dat was een probleem voor België: in 1914 waren zij voor voedselvoorzieningen bijna volledig afhankelijk van import (bijna 80% van al het broodgraan was bijvoorbeeld geïmporteerd) en toen het land bezet werd door Duitsland eiste het leger dat België de Duitse militairen zou voedden. Voor de gewone burger vertienvoudigden de prijzen en er was gewoon veel minder aanbod. In steden was de situatie het schrijnendst: arme mensen woonden dicht op elkaar en hadden geen tuinen. Ze konden dus ook niet zomaar groenten kweken. Alle lege stukken in de stad, van bermen tot vuilstorten, werden gebruikt om iets van voedsel te kunnen verbouwen. Bossen werden gerooid om aardappels te kunnen planten en omdat het Duitse leger ook meststoffen opeiste werd de inhoud van beerputten gebruikt als mest. Maar ondanks dat dreigde hongersnood. Van mijnwerkers ging inmiddels 85% van het gezinsinkomen op aan eten. Het minimumloon is nu € 1.507,80, daar gaat nog wat belasting af dus laten we zeggen € 1.200,- netto. Dan zou je € 1.020,- per maand kwijt zijn aan eten. En dan zou je ook alleen nog maar aardappelen en brood van matige kwaliteit kunnen betalen. Geen wonder dat er voedseloproeren uitbraken in België, maar waarom dan ook in Nederland?

Nederland was pro-Duits en anti-Engels aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Het was 12 jaar na het einde van de Tweede Boerenoorlog en Lizzie van Zijl was de Anne Frank van haar tijd. Zij was een 7-jarig meisje dat was gestorven in een Brits concentratiekamp. Door de Britten werd zij als achterlijk beschouwd omdat ze geen Engels sprak, maar alleen Afrikaans. De foto van haar uitgemergelde lichaam deed Nederland huiveren, want de Afrikaanders hadden allemaal Nederlandse voorouders en waren het broedervolk. Nee, dan de Duitsers, dat waren tenminste fatsoenlijke mensen die alleen oorlog voerden op het slagveld. De Britten kenden de Nederlandse sympathieën en legden de Nederlandse havens plat om te voorkomen dat Nederland Duitsland zou bevoorraden. Daarnaast kreeg Nederland te kampen met duizenden Belgische vluchtelingen die gevoed moesten worden, mannen werden gemobiliseerd om de grenzen te verdedigen en de voedselproducenten, die zelf genoeg te eten hadden, konden veel meer winst maken door voedsel uit te voeren naar Duitsland en België (al dan niet via smokkel) dan naar Nederlandse steden. De export steeg even hard als de kindersterfte en veel arme arbeiders konden zelfs geen aardappelen meer krijgen. In 1916 leidde dat tot de eerste hongerrellen, maar de export ging door. De mensen die exporteerden hadden zelf voldoende te eten en voelden de honger van de arbeiders niet of het interesseerde ze niet.

Op 28 juni barstte de bom in Amsterdam, toen een groep vrouwen onder aanvoering van IJzeren Mie een aardappelschuit bestormden, klaar om te vertrekken naar het buitenland. In de week daarna werden meerdere pakhuizen, schepen en treinen leeggeplunderd. Bootwerkers, bouwvakkers en arbeiders sloten zich bij de hongervrouwen aan. De regering stuurde het leger op de oproerkraaiers af en die schoten met scherp. Op 5 juli waren bijna 6.000 mensen, voornamelijk vrouwen, drie treinen met aardappels aan het leeghalen. Leger en politie gingen in de aanval en bij het Haarlemmerplein werden 14 mensen doodgeschoten en raakten 115 mensen gewond. Allemaal mensen die hun kinderen eten wilden geven.

Toen de Verenigde Staten zich in de oorlog mengen in 1917 stopte de Amerikaanse uitvoer van graan naar Nederland ook, om dezelfde reden als de Britten dat eerder hadden gedaan: het voedsel mocht Duitsland niet bereiken. In 1917 brak in Rusland de revolutie uit en kwamen de communisten aan de macht – tot grote schrik van Groot-Brittannië en de VS. Dus toen Pieter Jelles Troelstra op 12 november 1918 aankondigde dat de revolutie aanstaande was en het aftreden van de regering eiste raakte het buitenland wel even in paniek. Die revolutie kwam niet: Troelstra was ervan uitgegaan dat hij steun had van leger en politie, terwijl dat niet zo was. Maar het gevolg was wel dat er bijna per ommegaande enorme hoeveelheden graan vanuit de VS en Groot-Brittannië naar Nederland werden gestuurd om een nieuwe hongerwinter te voorkomen. Men was, mogelijk terecht, bang dat nog meer voedselschaarste de revolutie een stuk dichterbij zou brengen.

Op 12 november 1918 was de Eerste Wereldoorlog net één dag voorbij. Voor Troelstra leek dat het geschikte moment omdat er nu troepen beschikbaar waren en hij aanwijzingen had dat de troepen aan zijn kant stonden. Maar voor veel mensen was de oorlog de bron geweest van alle ellende. Die was nu voorbij en het zou dus alleen maar beter kunnen worden. Op dat moment kies je bij voorkeur niet voor onzekerheid. Voor Griekenland is dat anders. De werkloosheid is extreem hoog, er is geen geld voor gezondheidszorg, voor werkloosheidsuitkeringen of voor onderwijs. Het IMF heeft erkend dat de maatregelen die zij geëist hebben van Griekenland, en die ook uitgevoerd zijn, de situatie alleen maar erger hebben gemaakt en toch eist de EU nu meer van hetzelfde. De rijke Grieken kun je vergelijken met de voedselexporteurs in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog: zij hebben voor zichzelf gezorgd, zij hebben te eten en dat steeds meer mensen in armoede vervallen mag de overheid oplossen. Mensen vinden het belangrijker dat hun kinderen te eten hebben dan dat er persvrijheid is. Mensen vinden het belangrijker dat hun ouders een fatsoenlijk pensioen krijgen dan dat een abstracte lening wordt betaald aan een land waar géén extreme problemen zijn. Mensen kiezen pas voor onzekerheid als hun huidige situatie echt uitzichtloos is. Het referendum van vandaag zegt maar één ding: er zijn te veel Grieken die in een uitzichtloze situatie zitten en die geen lichtpuntjes meer zien in het aanbod van de EU.

 

Be the first to comment on "5 juli 1917 – Einde aan het aardappeloproer van Amsterdam"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*