11 juli 1995 – Val van Srebrenica

Triviaquizzen zijn onverminderd populair: op tv, via apps en gewoon live met vrienden en kennissen. Ikzelf ben er ook best goed in en voor iemand die niet heel goed tegen haar verlies kan is dat altijd een bonus. Ook tijdens gesprekken doen de ‘weet jij wie/wat/waar/hoeveel’-vragen het goed om een discussie op gang te helpen. Vooral als het gaat over weetjes die eigenlijk net te bizar zijn of te mooi lijken om waar te zijn en dan toch kloppen. De feiten rond Srebrenica en Bosnië en Herzegovina/Republika Srpska zijn bizar, maar helemaal niet mooi. Want hoeveel Ministeries van Onderwijs of Volksgezondheid zijn er in het land? Het zijn er dertien (13!). Niet bij elkaar opgeteld, nee, dertien Ministeries van Onderwijs met dertien Ministers van Onderwijs en dertien Ministeries van Volksgezondheid en dertien Ministers van Volksgezondheid, het is één van de gevolgen van de Dayton-akkoorden. Het land dat wij meestal ‘Bosnië’ noemen bestaat uit een federatie van Bosnië en Herzegovina en die werken samen met de Republika Srpska. Dit zijn de entiteiten en die zijn autonoom ten opzichte van elkaar. De federatie is opgedeeld in 10 kantons en die hebben alle 10 autonomie binnen de federatie en dus hun eigen ministeries. Het district Brčko kon niet verdeeld worden en valt zowel onder Bosnië en Herzegovina en de Republika Srpska en om dat bestuurbaar te houden hebben zij ook een eigen regering. Het is het resultaat van een oorlog die het land letterlijk verscheurd heeft en binnen dat systeem van segregatie is het moeilijk om toenadering tot de ander te zoeken (maar niet onmogelijk).  De massamoord op duizenden mannen en jongens in onder andere Srebrenica is één van de vele dieptepunten van toen en één van de grote splijtzwammen van nu.

Het verhaal zal voor de meeste mensen bekend zijn. Het Ottomaanse Rijk viel aan het begin van de 20e eeuw langzaam uit elkaar en daarmee begon een ingewikkelde machtsstrijd die in 1912 en 1913 leidde tot de Eerste en Tweede Balkanoorlog en in 1914 als aanleiding werd gebruikt tot de Eerste Wereldoorlog. In 1917 ontstond het koninkrijk Joegoslavië en aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de communistische staat Joegoslavië onder leiding van Tito. In 1980 stierf Tito, in 1989 viel de Berlijnse Muur en in 1991 viel de Sovjet-Unie uiteen, het was een kwestie van tijd tot Joegoslavië zou volgen. De republiek Bosnië en Herzegovina, onderdeel van Joegoslavië, hield op 29 februari en 1 maart een referendum over wel of geen onafhankelijkheid. De Bosniakken (etnische moslims) en Bosnische Kroaten stemden voor, de Bosnische Serviërs boycotten de verkiezingen. De meerderheid van de stemmers was voor en dus riepen Bosnische Kroaten en Bosniakken de onafhankelijkheid uit op 5 april 1992. De Bosnische Serviërs riepen 2 dagen later de Republika Srpska uit en hoewel zij binnen het land in de minderheid waren, claimden zij volledige districten.

De Bosniakken, Bosnische Kroaten en Bosnische Serviërs hadden alle 3 eigen legers en milities, maar de Bosnische Serviërs hadden daarnaast de steun van het Joegoslavisch Volksleger. De hardste strijd werd in eerste instantie gevochten tussen Bosniakken en Bosnische Serviërs en al in april 1992 vermoordden milities van Bosnische Serviërs tientallen Bosniakken en Bosnische Kroaten. In eerste instantie trokken de Bosniakken en Bosnische Kroaten samen op, maar in 1993 kwamen zij ook met elkaar in conflict. De Bosnische Kroaten kregen steun uit de republiek Kroatië en de Bosniakken werden gesteund door in ieder geval Turkse moslims en waarschijnlijk ook Arabische en Afrikaanse. De strijd verhardde zich, maar het ging nog steeds om milities: een kleine minderheid van de bevolking vocht en de meerderheid bestond uit onschuldige burgers die het slachtoffer werd van de strijd om hen heen. De Verenigde Naties probeerden die burgers te beschermen en garandeerden de veiligheid van Bosniakken in Srebrenica, Tuzla, Sarajevo, Goražde en Žepa. Daarvoor kwam in 1993 een internationale vredesmacht van blauwhelmen.

De VN Veiligheidsraad was ervan overtuigd dat de aanwezigheid van blauwhelmen voldoende zou zijn om geweld te voorkomen. De militairen hadden alleen lichte wapens en moesten vooral waarnemen en toezien. Om provocaties te voorkomen eiste de VN dat de enclaves ontwapend zouden worden. De Bosnische president Alija Izetbegović gaf het bevel om alleen de zwaarste wapens in te leveren. De grenzen van de enclave waren niet duidelijk aangegeven door de VN en Bosnisch-Servische milities rukten steeds verder op. Milities van Bosnische moslims, onder leiding van Naser Oric, groeven zich in rond de Srebrenic. In de stad was de situatie schrijnend en er was te weinig voedsel, er was geen luchtbrug en Bosniakken gingen, gesteund door de mannen van Oric, op pad om voedsel te plunderen in omringende dorpen. Meerdere dorpen werden in brand gestoken en tientallen Bosnisch-Servische burgers stierven.

Nederland had inmiddels de leiding overgenomen van onder andere de enclave Srebrenica en de lokale militairen keken toe hoe de Bosnische Serviërs steeds dichterbij kwamen. Hun verzoeken om hulp verzandden in bureaucratie of werden genegeerd. Toen de tanks al in Srebrenica stonden werd nog een verzoek om luchtsteun geweigerd, een tweede verzoek werd wel gehonoreerd, maar de F-16’s vlogen toen al zo lang in afwachting van toestemming dat ze terug waren gekeerd naar Italië om bij te tanken. Toen de luchtaanval begon werd die afgebroken omdat Bosnisch-Servische militairen dreigden om Nederlandse blauwhelmen te doden. Op 13 juli werden de mannen en jongens, met assistentie van Dutchbat, gescheiden van vrouwen, meisjes en jonge kinderen. Officieel om geëvacueerd te worden, maar alle jongens en mannen die vertrokken, meer dan 8000, zijn sindsdien vermist of vermoord teruggevonden.

Veel slachtoffers zijn nog steeds vermist. Tegen het einde van de oorlog zijn massagraven geopend en de resten zijn in kleinere graven herbegraven, goed verstopt. In sommige gevallen gaat het zelfs om tertiaire massagraven en ieder bot moet onderzocht worden omdat de resten van 1 persoon door de herbegrafenissen regelmatig over meerdere graven verspreid liggen. Ondanks het feit dat er inmiddels duizenden lichamen zijn gevonden en geïdentificeerd gelooft een groot deel van de Serviërs en Bosnische Serviërs niet dat de genocide bij Srebrenica ooit heeft plaatsgevonden. Milorad Dodik, de president van Republika Srpska zei dit jaar nog dat de Bosniakken de Bosnische Serviërs een moord in de schoenen proberen te schuiven die ze niet gepleegd hebben. En dat krijgen te veel kinderen dus te horen op scholen: “Wij probeerden ons land te redden, maar de Bosniakken hebben het met hulp van buitenlanders gestolen en de VN gelooft ze gewoon. Vertrouw nooit een Bosniak, want hij steekt een mes in je rug”. “Onze mannen en jongens zijn bruut vermoord door de Bosnische Serviërs en nu geeft dat stelletje laffe honden ons ook nog de schuld. Vertrouw nooit een Serviër, want hij snijdt je keel door.” Alle partijen misbruiken de gebeurtenissen van 20 jaar geleden voor hun eigen gewin.

Als ik vertel dat ik geschiedenis heb gestudeerd krijg ik vaak de vraag ‘wat kan je ermee’ of ‘is dat geen nutteloze studie’. Maar in een land waar de geschiedenis vervormd, misbruikt, gemanipuleerd en gemythologiseerd wordt staat een historicus vooraan het front van de nieuwe oorlog: de strijd om het gelijk. Aan de ene kant historici die het gelijk van hun eigen kant willen bewijzen en alle medewerking en financiering krijgen van nationalisten, patriotten, veteranen en politici die iets te verbergen hebben en aan de andere kant de historici die zoeken naar de overeenkomsten, de nuance en het begin van de dialoog. En laten dat nu de projecten zijn waar steeds minder subsidie voor te krijgen is. Ik geloof dat de internationale gemeenschap nog steeds denkt dat de aanwezigheid van neutrale historici afdoende is om de geschiedenis te herschrijven en dat ze voldoende hebben aan een vel papier, een potje inkt, een kroontjespen en vooruit, een sigarenkistje om op de hoek van de straat te staan. Door de Dayton-akkoorden is een soort status quo bereikt in Bosnië en Herzegovina en de Republika Srpska, door de onderlinge verschillen is een soort verlamming ontstaan waardoor de status quo gehandhaafd is gebleven, maar dat is iets anders dan duurzame vrede. Op 11 juli 2015 staan we allemaal stil bij de grootste moordpartij in Europa na de Tweede Wereldoorlog, inmiddels alweer 20 jaar geleden. Op 12 juli doen we weer of er nooit iets gebeurd is. Op 13 juli gaan de kinderen weer naar hun eigen scholen. Ik gedenk de slachtoffers van 20 jaar geleden, maar tegelijkertijd vrees ik voor de slachtoffers van morgen.

 

 

 

Be the first to comment on "11 juli 1995 – Val van Srebrenica"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*