Tijd is een afstand. Een boektitel als “Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen” (J.B. Schuil) klinkt voor ons als een exotisch verhaal, maar speelt zich gewoon in ons eigen koude kikkerlandje af. Voor de Nederlanders van toen was het vanzelfsprekend, in ieder dorp logeerden wel kinderen die hier naar (kost)school gingen terwijl hun ouders in Nederlands-Indië woonden. Na de Tweede Wereldoorlog was Indisch bloed ineens niet exotisch, maar lastig: hoewel de Indische Nederlanders onze eigen vluchtelingen waren, werden ze vooral gezien als ongewenste inboorlingen die onze huizen inpikten en wij hadden de hongerwinter gehad, terwijl zij lekker in de zon hadden kunnen zitten.
Het is dus maar goed dat tijden ook veranderen, want in de loop der tijd landde het besef dat huizen, wegen en spullen vervangbaar waren, maar dat het verdriet van mensen wier familie was uitgemoord nooit voorbij zou gaan en dat we wel een erg romantisch beeld hadden van de Jappenkampen. In de eerste jaren na de oorlog ging de dodenherdenking over onze jongens in het leger en onze dappere jongens en meiden in het verzet. Pas in de jaren ’60 kwam meer aandacht voor onder andere de Holocaust en de oorlog overzee en werd de herdenking breder.
Ik schreef eerder over de geschiedenis van de dodenherdenking en concludeerde dat die alleen relevant blijft door te blijven praten over de invulling. Die discussie gaat al jarenlang door: de dodenherdenking gaat nergens meer over omdat we alles herdenken (burgers en militairen die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties), we mogen alles herdenken maar niet de oudoom van Auke, het Nationaal comité 4 en 5 mei is te politiek correct, etc. Dit jaar werd Christa Noëlla het middelpunt van de discussie met haar oproep om niet mee te doen met de dodenherdenking.
Ik moet zeggen dat de huidige discussie verfrissend is: al jaren lees ik dat het comité 4 en 5 mei de herdenking zo krampachtig en amateuristisch wil verbinden met de actualiteit en nu blijkt dát ineens de kracht te zijn van het hele gebeuren. Wat mij betreft mag er echt meer aandacht komen voor de geschiedenis van minderheden in Nederland en de geschiedenis van Nederland als kolonisator, maar 4 mei is voor mij niet de dag daarvoor.
Dat vind ik echter bepaald geen reden om Christa en haar medestanders dood te wensen.Toen de Britse conservatieven (en daarmee de grote oorlogsheld Winston Churchill) de verkiezingen verloren in 1945 vonden veel van zijn partijgenoten hun electoraat maar wat ondankbaar. Churchill zei dat dit nu eenmaal was waar we voor hadden gevochten: democratie. En daar hoort vrijheid van meningsuiting bij.
Nu ben ik mij er van bewust dat ik als lid van de blanke elite gewoon niet weet hoe het is om allochtoon te zijn in Nederland. Ik weet dat ik dingen makkelijker voor elkaar krijg omdat ik niet alleen de taal spreek, maar ook de code ken van hoogopgeleid Nederland. Ik ben niet blind voor het onrecht dat veel bevolkingsgroepen wordt aangedaan (allochtoon en autochtoon), maar het merendeel heb ik simpelweg nooit ervaren. Ik besef heel goed dat ik me daarmee gelukkig mag prijzen en dat is ook één van de dingen die door mijn hoofd spoken op 4 mei om 20.00 uur.
Door de stilte is iedereen tijdens die 2 minuten alleen met zijn/haar gedachte en iedereen heeft zijn eigen herdenking. Mijn opa en oma hadden vaak tranen in hun ogen, de herinneringen waren voor hen levendig. Mijn ouders werden 1,5 en 2,5 jaar na de bevrijding geboren. Zij waren de eerste generatie die de oorlog niet had meegemaakt, maar groeiden op in een tijd dat de sporen nog vers waren. Zij hebben allemaal een beeld bij ‘dit nooit meer’. Voor mij zijn vrede en vrijheid zo vanzelfsprekend, dat ik me ook echt niet voor kan stellen hoe het is om het niet te hebben.
Lange tijd was ‘dit nooit meer’ dan ook volledig abstract en ongrijpbaar. Concentratiekampen bijvoorbeeld waren afgrijselijke zwart-witfoto’s van uitgemergelde mannen, vrouwen en kinderen achter prikkeldraad (tot ze journaalbeelden werden tijdens de Joegoslavische Burgeroorlog, maar het bleef toch vooral een ver-van-mijn-bedshow). De gebeurtenissen in Syrië hebben op heel veel mensen invloed en tijdens de 2 minuten stilte waar iedereen, in vrijheid van geweten, zijn eigen gedachten mag hebben zullen ze bij heel veel mensen door het hoofd spoken, ook bij mij.
Ik zie daarnaast de tranen in de ogen van mijn opa en oma voor me, tel mijn zegeningen en voel de verantwoordelijkheid om deel te zijn van de oplossing en niet het probleem. Mijn ene opa zat in een krijgsgevangenenkamp en de andere zat ondergedoken om niet te werk gesteld te worden. Mijn ene oma was onderwijzeres en de andere zorgde eerst voor onderduikers bij hen in huis en naam aan het einde van de oorlog de taken over van haar broer in het verzet omdat hij onder moest duiken. Toch zijn ze de oorlog redelijk ongeschonden doorgekomen. Aangetrouwde familieleden hadden het oneindig veel zwaarder: iemand die joods was en van wie een groot deel van zijn familie was vermoord in de vernietigingskampen en iemand die opgroeide in een jappenkamp en geen tenen meer had omdat een bewaker die af had gehakt door keihard een schep in de grond te steken met haar voet ertussen, om maar 2 voorbeelden te noemen.
Op 5 mei, de dag waar we onze eigen vrijheid vieren, ben ik weer te allen tijde bereid om de publieke discussies aan te gaan, te spreken over het leed van vandaag, de rol van Nederland bij het veroorzaken of oplossen van leed, de minder fraaie kanten van onze eigen samenleving en mijn eigen verantwoordelijkheid en de keuzes die ik kan maken om te zorgen dat dit nooit meer gebeurt, waar ook ter wereld. Op 4 mei zwijg ik, 2 minuten lang, uit respect voor de mensen die de keuze maakte om hun leven op het spel te zetten voor de vrijheid van anderen, zoals Hebe Kohlbrugge. Lees dit interview met haar, daar wordt je vanzelf stil van.
Heel erg bedankt.
Boeiend inzicht! Met veel interesse gelezen!
Wat een mooie en vooral wijze bijdrage Clio! Is uit mijn hart (dat in 1946 begon te kloppen) gegrepen. Ik hoop dat de (oude, maar weer opgelaaide) discussie er toe zal leiden dat 4 mei wordt gezuiverd van kwalijke aanslibsels, zoals het herdenken van de Nederlandse militairen wier ‘optreden’ tijdens de koloniale oorlog 1946-1949 het leven kostte van minimaal 100.000 Indonesiërs. Of de ellende die zich al of niet onder het predicaat ‘vredesmissies’ in de periode na 1945 tot heden heeft afgespeeld. En wanneer de laatste soldaat van 1940-1945 is overleden, mag wat mij betreft ook het militair vertoon op 4 mei worden afgeschaft.
Kees Walle
Fijn dat een ander, iets dat je zelf ook voelt, zo mooi voor je onder woorden kan brengen.