Afgelopen week verscheen er een veelzeggend artikel op de website van de Guardian, de Britse links-liberale kwaliteitskrant. In het artikel werd geponeerd dat de Britse elite in verval was. Van een groep die gericht was op dienst aan het vaderland, bijvoorbeeld in het leger, zou de Britse elite verworden zijn tot een ruziezoekende, beetje ordinaire groep kapitalisten. Als voorbeeld werd het bankwezen genoemd. Was het in het verleden nog zo dat iedere bankier braaf op de thee kwam bij de Bank of England, die daardoor op een informele manier kon bijsturen, tegenwoordig zien de bankiers te toezichthouder als de vijand. De claim was dat deze ontwikkeling representatief was voor de hele elite, die van een hecht opererende groep naar een losgeslagen zooitje was afgegleden.
Hoewel dit misschien oppervlakkig een zinnige analyse lijkt, is het heel zorgwekkend dat een linkse krant met nostalgie schrijft over een periode waarin er muurvaste klassenmaatschappij was, waarin de sociale mobiliteit nagenoeg nul was, en waarin de verschillen tussen arm en rijk torenhoog waren (ook in Nederland trouwens).
Het artikel laat zien hoe weinig antwoord links heeft op de vraag hoe onze maatschappij er uit moet zien als het neoliberalisme verdwijnt. Dat moment moet ooit komen – geen enkele vorm van maatschappij-inrichting is voor eeuwig – en het is zaak dat links tegen die tijd een alternatief klaar heeft. Een stap achteruit is geen optie, hoezeer dat in deze conservatieve tijden ook zo moge lijken.
De discussie over marktwerking spitst zich in Nederland nu toe op de universiteiten, maar loopt inhoudelijk langs dezelfde lijnen. Aanleiding was het vertrek van de Groningse universitair docent Eelco Runia. Dat maakte een hele serie van artikelen los over marktwerking in universiteiten. Hoewel het woord neoliberalisme daarin nauwelijks voorkwam, lieten de genoemde klachten zien dat dat wel degelijk het onderliggende probleem was: flexwerk, werkdruk, de macht van managers en het ombouwen van een universiteit tot leerfabriek waren de meest genoemde kwesties.
Maar ook hier was het niet duidelijk hoe het verder moest. Voor Runia was het makkelijk: die kon als conservatief gewoon voorstellen om de universiteit weer onder bestuur van de hoogleraren te stellen. Zo’n oplossing is natuurlijk voor iedereen met ook maar een greintje links gevoel onaanvaardbaar. Toen de hoogleraren het nog voor het zeggen hadden betekende dat dat zij elk hun vooroordelen vrolijk in hun eigen koninkrijkje konden botvieren. Ik ken bijvoorbeeld iemand die zijn promotie moest overdoen (!) omdat een hoogleraar besloten had dat hij niemand zou laten promoveren die dankzij de Mammoetwet op de universiteit terecht gekomen was. Nogmaals: terug in de tijd is geen optie.
Om te begrijpen hoe het wel verder moet, is het misschien verstandig om te kijken hoe we hier gekomen zijn. In onze maatschappij lopen de effecten van twee grote omwentelingen door elkaar: de jaren ’60 maakten een eind aan het idee dat elites ongecontroleerd mochten handelen. Democratische controle werd een belangrijke waarde.
In de jaren ’80 daarentegen veranderde de manier waarop we die controle uitoefenen: we probeerden dat zo veel mogelijk via de markt te organiseren. Neoliberalisme stelt immers dat het inbouwen van marktprikkels de beste manier is om een organisatie een bepaalde kant op te duwen.
Het eind van het liedje is dat we op veel punten proberen linkse doelen met rechtse middelen te bereiken. Zo is toegankelijkheid van onderwijs een links doel, maar is outputfinanciering (universiteiten krijgen betaald per afgestudeerde student) overduidelijk een neoliberaal middel.
En daar zit de crux van het probleem: iedereen wil af van de marktwerking, maar niemand wil af van de controle die die marktwerking geacht wordt te geven. Immers, wie in de zorg werkt, staat op de ouderavond bij de school van zijn kind te klagen dat de leraar zijn werk niet goed doet. En diezelfde leraar staat de volgende ochtend te klagen dat zijn oude moeder in het verzorgingstehuis verwaarloosd wordt. Dat het middel niet werkt is inmiddels duidelijk, maar dat betekent niet doel niet goed is.
Daarom vereist een werkelijke poging van marktwerking af te komen veel meer dan populistisch te hoop lopen tegen graaiconstructies. Het vereist een antwoord op de vraag: hoe gaan we de machtsverhoudingen in onze maatschappij organiseren?
Steun mij op Patreon
Heb je naar Buurtzorg gekeken? Technisch gezien ook “conservatief” in de zin dat het een heruitvinding van een ouder systeem is, maar tegelijkertijd ook niet, aangezien het moderne technologie aanwendt.
Het werk van Scott Atran lijkt me ook heel relevant: marktwerking zou zogenaamd werken omdat het inhaakt op wat mensen “echt” motiveert (behalve dan dat dat dus niet waar is). Atran heeft onderzocht wat mensen radicaliseert – in zekere zin het ultieme anti-marktwerking bewijs: jezelf opblazen is niet heel economisch.
Ik denk dat zijn inzichten daarom ook veel verder toepasbaar zijn dan terrorismebestrijding. Helemaal als je bedenkt dat een van zijn conclusies is dat de opkomst van ISIS en de alt-right een extreme reactie is op neoliberalistische globalisering.
https://aeon.co/essays/radical-islam-and-the-alt-right-are-not-so-different
https://aeon.co/essays/why-isis-has-the-potential-to-be-a-world-altering-revolution
Vergat “notify me of follow-up comments” aan te vinken, deze reactie is puur om dat aan te zetten
In JRENEMA’S MARCH 5, 2018 opstel: ‘Wat komt erna marktwerking?’ lees je: ‘iedereen wil af van de marktwerking, enz’…, wat ik overdreven vind. Ook lijkt de geciteerde zinsnede bezield van de overtuiging dat ‘marktwerking’ en socialisme onverenigbaar zijn, maar is dat zo? Ik geef twee voorbeelden die instaat stellen een beslissend antwoord op deze vraag te geven.
Tussen haakjes: onder ‘marktwerking’ versta ik het geheel, gevormd door:
1. een vrije markt, 2. vrijheid van ondernemen, 3. de vrijheid van consumptie en sparen van de consument. Financieel verantwoord: de ondernemers bepalen de omvang van de investeringen, de consument de spaarquote, beide geldstromen verenigen zich in het wonder van de ‘multiplier’. Kortom, de (moderne) Economie.
Welnu, China onder Mao had een geleide (socialistische?) economie. In 1961 verving Xiaoping dat beleid door de ‘vrije markt’ (VM), het resultaat is adembenemend. Geen filmbeelden meer van verwaarloosde kinderen met vliegen in de ogen, op vuilnisbelten bezig e.d. Maar het centrale Chinese Bewind heeft die vrij markt wél zijn politieke grenzen opgelegd. Het heeft het beteugelen van de groei van de Chinese bevolking niet aan de VM overgelaten.
Dan Vietnam. Daar ging het ook eerst economisch mis, totdat in 1986 het 6e Vietnamese Communistische Partij Congres de ‘doi moi’ = nieuwe lijn instelde. Zeg maar: de vrije economische markt. De kleine Draak volgde traditioneel de Grote Draak. Met success! De economie werd vrij, maar de Partij = Politiek bleef de baas
Vergelijk deze ontwikkelingen met wat er nu in Venezuela aan de hand is.
Conclusie: zowel Linkse – als Rechtse Politiek verdragen zich goed met een vrije Economische markt’. Waar het op aankomt is de regeling van hun onderlinge verhouding als twee relatieve autonomieën. Daarmee is iets misgegaan. Van hoe dat zit, geef ik hieronder een beknopte historische & structurele impressie.
Vroeger waren Politiek en economie één zaak, hier in het Westen, maar ook in India en elders. Denkt ter bepaling van de gedachten wat het Westen betreft aan ‘kameralisme / mercantilisme’.
Maar vanaf Quesnay († 1774) met diens ‘Tableaux Économique’, heeft de Economie zich crescendo van de Politiek weten te bevrijden. Zij is een Ideologie en een Theorie geworden. Met daverend succes. Het (dubieuze) bewijs is de groei van de wereldbevolking. Zonder de moderne Economie (een pleonasme) zou die milliarden lager zijn geweest. En er dreigt nog wat te komen.
Kern van die moderne economie is wat men noemt de vrije markt.
Die economie schept namelijk in ieder fase van haar ontwikkeling behalve rijkdom steeds opnieuw relatieve armoede en ellende. Welnu, die negatieve bij-uitkomsten hadden door politieke interventie kunnen worden voorkomen. Maar is in het Westen is de Politiek, onder de indruk van de prestaties van de Economie, overstag gegaan, en heeft zich aan de Economie onderworpen. Neem de EU. Politiek begonnen, is zij in een ordinaire, supermarkt ontaard. De Politiek moet haar rechten hernemen. China leert dat zoiets mag, kan en zelfs moet.
Theoretisch vind ik het verhaal van HPax wel goed in elkaar zitten. Maar de werkelijkheid toont volgens mij aan dat het niet goed is als met een economische vrije markt ‘de politiek’ haar rechten houdt of heeft heroverd. Over Vietnam weet ik niet genoeg om er over te oordelen, maar in China en Noord-Korea heeft de combinatie geleid tot tirannie.Als je ‘de baas’ over een land wilt zijn en de directeur van de fabriek verdient meer dan jij, tja, dan koopt die directeur iemand om ( of huurt een huurmoordenaar) om de macht van de landsbestuurder te verkleinen of te beëindigen. Dus wil die landsbestuurder minstens net zo veel verdienen als die directeur. En dan krijg je dus ‘corruptie op hoog nivo” ( zie ook Zuid-Amerika). En in China gebruikt ‘de politiek’ nu de gretigheid die de markteconomie in mensen heeft losgemaakt als sturingsniddel van haar zeggenschap over de burgers. Als je gezicht door A.I. te vaak herkend wordt bij nijvoorbeels schuin oversteken dan krijg je strafpunten. Teveel strafpunten en je recht op het kopen van gewilde goederen word je ontzegt. Kortom: de combinatie leidt tot Big Brother Is Watching You.
Ad C Graven | April 6, 2018 at 4:50 pm | Reply
Dank u voor uw positieve reactie op mij commentaar dd 08. 03.2018. En bij deze mijn repliek.
Niet de combinatie Politiek-Economie heeft in China en Noord-Korea tot tyrannie geleid, maar de Politiek in haar eentje. In genoemde landen wordt de Politiek communistisch aangestuurd, bij ons – zegt men – democratisch.
Verder betekent de relatieve vrijheid van de Politiek niet dat zij geen (vervelende) inbreuk op het particuliere gedrag van de burger zou mogen maken. Per slot van rekening houden we in het verkeer rechts, omdat onze Regering dat van ons vergt.
Iedere vorm van burgerlijke discipline afwijzen in referentie aan ‘Orwell’s ‘Big Brother’, verraadt vaak de ongedisciplineerdheid van de Nederlandse persoonlijkheid. Shahrir (1937) herkende het als een kleinburgerlijk anarchisme. Schreeuwerig, geen niveau.